donderdag 10 december 2020

Handen uit de mouwen! Verbouwing afgerond, week 5

Gelukkig had mijn val op de nieuwe plavuizen geen consequenties. Voor de plavuizen dan. Ze hebben keurig stil gelegen en zijn geen duimbreed geweken. Wat een opluchting! 

Inmiddels zijn we weer een week verder. De laatste dag is aangebroken van een intens vermoeiende verbouwing. Maar we hebben het gered! 

De plavuizen zijn gelegd en gevoegd. Best een hele klus, als je rekent dat de plavuizen het formaat van 120 bij 60 cm hebben. Had de aannemer dat geweten, dan had hij er een mannetje bij geregeld. Nu is hij een dagje langer bezig. Op zich niet erg, want de muren, het stucwerk, droogde niet zo snel als we zouden willen. En, zo legt de beste man uit, op nat stucwerk kun je niet sauzen. Maar het betekend wel dat zijn nieuwe klus vertraagd wordt.  

Op maandagmorgen maakte de aannemer zich klaar om alle muren en het plafond te gaan sauzen. Afplakken is daarbij de grootste klus. Als ik 's avonds na het werken thuiskom, is iedereen een beetje in de mineur. Wat blijkt nu? De spuitmachine van de aannemer deed het niet. De hele middag is hij en later samen met mijn man bezig geweest dat ding aan de praat te krijgen, maar helaas, het had geen resultaat. Ergens verbaast het me niet. Ik had al zo'n voorgevoel. En ach, hoe erg is het? Jammer van de tijd, maar morgen is er weer een nieuwe dag. Dat hoofd van mij blijft ondanks deze verbouwing behoorlijk vrouwelijk. Want zo heel makkelijk is het natuurlijk niet hè. Uiteraard kan er dinsdag gesaust worden, maar woensdag komen ze de keuken plaatsen. Handig is het dat de saus dan droog is! En met een beetje pech moet alles met de hand gerold worden, tenzij de aannemer een spuitmachine kan lenen. En daarnaast, door deze tegenvaller wordt de volgende klus van de aannemer weer een dag uitgesteld. Best sneu voor die mensen... 

Maar toch krijg ik gelijk: uiteindelijk komt het goed. Spuitmachine geleend, dinsdagmiddag klaar, de saus was goed droog en de keukenboer werkt keihard. Ik moet zeggen dat ik het niet meer zo zag, de weken hiervoor. Ik kon niet zo goed meer door de bende heen kijken en werd er behoorlijk moedeloos van. Het moment dat de rest het dan ook niet meer ziet zitten komt de positiviteit bij mij weer bovendrijven en kan ik weer denken dat het wel goed komt. (eventjes). Oh, die rare kronkelhersenen van mij! 

Maar wat ik al zei: uiteindelijk komt het goed. De keuken staat, de houtkachel ook -oh heerlijke warmte!- de gordijnen worden op dit moment opgehangen. Nu aan het werk. Na vijf weken werken met het hoofd is het goed de handen uit de mouwen te steken en weer normaal te gaan doen. Nog een dag, dan is het huis weer voor onszelf, heb ik af en toe het huis weer alleen en kunnen we weer wonen op de plek die daarvoor is bedoeld. Wat een zegen! 



donderdag 3 december 2020

Over sociale eenzaamheid, mondkapjes en verbouwen. Week 4

En weer zijn we een week verder. Nog acht dagen te gaan! Het einde komt in zicht, maar ik zie het nog niet zo. Het lukt me niet om te denken aan het feit dat de keuken er straks staat, wij weer in de woonkamer en keuken kunnen zijn en ons warmen aan de vloerverwarming en, eerst vooral, onze houtkachel.

Dat lukt me nu nog niet, nu ik boven zit op de oude kamer van Jorike, naast de kachel, met ijskoude handen en de tocht langs mijn tenen en benen omhoog voel kruipen. Het lukt me nog niet als ik de schuur bekijk, vol met boodschappen en keukengerei, borden, pannen en wat al niet nodig is voor vijf weken kamperen in eigen schuur.  

Meest van tijd lukt het me wel. Kan ik positief denken en weten dat het goed komt. Maar dat is momenteel een beetje weg. Weggewaaid in een zucht van de wind, zo opeens, foetsie. En ik vraag me verbaasd af, is dat nu alleen om die verbouwing? Ik bedoel, we zijn toch aan het opbouwen? De muren zijn klaar, de vloerverwarming ligt en de plavuizen zijn al een heel eind betegeld. De aannemer doet super zijn best, mijn mannen ook. En toch voelt alles zo mat, zo koud, zo niet thuis. Je zou zeggen: het zien van zo'n prachtige vloer moet voldoende boost geven om energie van te krijgen. Maar helaas, zo werkt het momenteel niet. Zelfs de opbeurende woorden van mensen om me heen die me beloven dat alles goed komt, helpen niet. 

Nee, het is niet alleen de verbouwing. Het is ook het donkere van het jaar, de korte dagen, de corona en al die regels die ons opgelegd worden. Ik ervaar een enorm stuk sociale eenzaamheid, terwijl ik me er ook niet toe kan zetten met iemand contact te zoeken. Heel raar. En het is de mondkapjesplicht, waardoor ik haast nergens meer heen kan zonder beslagen bril. Ik voel me dan enorm onnozel en gehandicapt, want zonder bril zie ik ook niets met een sterkte van bijna -10. Dat moment dat je probeert een muntje in het karretje te doen waarop iemand dan roept dat de karretjes los staan... Of wanneer ik mijn stronken broccoli (hopelijk zijn ze inderdaad zo groen als lijkt) tegen het spatscherm aanduw, in plaats van erdoor heen. Het meest onlogische en maffe gebod ooit, een mondkapje op waardoor je klachten als hoofdpijn krijgt en zuurstof tekort, je eigen troep inademt en frisse lucht te kort komt. En dus met bril niets meer ziet. Zo is ook boodschappen doen een heel erg energie rovend gedoe.

Om bij thuiskomst ook weer stevig te moeten nadenken over wat wel en niet kan. Zo kunnen we momenteel niet door de achterkant, terwijl dat eerst moest. Zo mochten we gisterenavond de net gelegde plavuizen niet belasten en sprongen we weer via het toilet de trap op. Net als vorige week. En maar nadenken, nadenken, nadenken... Oplossingen bedenken. Dingen voorzijn. Denk aan Rob, die echt geen mondkapje op kan doen en behoorlijk agressieve taal naar me uitslaat, dreigend dat ook te doen tegen zijn meerderen buitenshuis. Gelukkig dacht de huisarts goed mee en heeft hij nu een brief op zak met toestemming voor een faceshield. Wat was hij, wat waren wij blij en dankbaar! 

Gisterenavond besloten we boven te eten. Het was te koud in de schuur omdat we niet bij de thermostaat konden, we mochten niet op de plavuizen lopen hè... Gewapend met tas met eetgereedschap neem ik de grote stap het toilet in. Dan vanuit dat kamertje de trap op. Met dat ik de leuning vastgrijp om mezelf omhoog te helpen, glijdt mijn voet van de trap, schiet mijn hand van de leuning en knal ik neer op, jawel, de net gelegde plavuizen. Ik weet me geen raad! Alle pijn negerend, raap ik alles bij elkaar, gooi het terug in mijn tas en stap zo snel mogelijk van die tegels af! Hoe het kon gebeuren? Ik weet het nog steeds niet. Wat ik wel weet is, dat ik geen mondkapje op had en mijn bril volslagen helder was. Dát was toen even niet het probleem... 


donderdag 26 november 2020

Komt dit echt nog goed? Verbouwen week 3

 Met een zucht kijk ik om me heen. Werkelijk, wat een chaos. De kapotte vloer onder mijn tenen kraakt en zonder dat ik het wil neem ik wat stukjes mee naar boven. Mijn inmiddels witte pantoffels schop ik uit en ik zak op mijn bed. Hier is tenminste alles nog een beetje normaal. Bekend terrein. Verder voel ik me een vreemde in eigen huis.

Het was een week van veel overleg. Vragen over de nieuw te leggen leidingen, vragen over de vloer, de vloerverwarming en de opdracht binnen te blijven. Met de aannemer onder de vloer is veiligheid het eerste wat voorop staat. Dus thuiszijn en alert zijn is de opdracht. 

Maar inmiddels ligt ook deze week achter ons. Als ik nu naar beneden loop stap ik op een mooie dikke laag egaline. Perfect glad, schitterend kleurtje (betonlook) en klaar voor de vloerverwarming. De witgepleisterde muren zijn geweldig mooi gestuct en alles ziet er mooi en stralend uit. 

- Grappig woord eigenlijk, stucen. Ik heb het zojuist even opgezocht op ons www. De stukadoor stuct. Vandaar dat ik in mijn vorige blogje de mogelijkheden open liet. Is het nu stucen, stuken of stucken. Inmiddels weet ik het dus: het is stucen. Door de stukadoor. Met een k. Dit even terzijde, het is maar dat je het weet -

Met een geegaliseerde vloer - met egaline wordt er dus geëgaliseerd en niet geëgalineerd 😅 - en witte muren zijn we er nog lang niet, maar... we gaan weer aan het opbouwen. En dat is echt een heel erg prettig idee. 

-Kijk zo. Voorzichtig neem ik een grote stap, de toiletruimte in. -En dan nog één, je kunt je dan aan de leuning omhoog hijsen. Rob kijkt ingespannen hoe ik dat doe. Dan gaat hij. Een grote stap, een voet in het kleinste kamertje, een voet op de traptrede, leuning vastgrijpen en ja hoor! Opgelucht zucht hij. Dus zo moet het vanavond? Oefening geslaagd!

Het is de dinsdag, de dag van de egaline. De aller-aller-allergrootste prutsdag tijdens dit alles. Poeh, wat vind ik dit spannend. En Rob dus ook. De hele dag brengen Geert en ik door in het huis van Willeke, waarvoor dank schat! Man en Rob komen na hun werk ook en samen eten we daar en hangen wat voor de TV. Kamp Koningsbrugge, echt zó interessant om te kijken! Net voor acht uur vertrekken we weer. Want van de aannemer mogen we om acht uur weer in ons eigen huis. En dan komt het. In de schuur pakken we alles wat nodig is voor boven. En als we er allemaal klaar voor zijn gaan we, in een rijtje. Door de voordeur. Stukje lopen tot de egalinelijn, grote stap in het kamertje, grote stap op de trap. Eerst, Geert. Dan Rob. Dan ik. Het gaat goed! Wij kunnen dit. Top gedaan boys!, roep ik opgelucht.

Niet doorvertellen hoor, maar stiekem had ik vannacht ook al geoefend. Het was donker. Niemand zag het. Maar daarna sliep ik lekkerder. 😏 

donderdag 19 november 2020

Aftellen, nog 22 dagen verbouwen. Week 2

- En zie, het was morgen geweest en het was avond geweest, de veertiende dag. Met een zucht schuif ik in mijn bed en kijk mijn man aan. - Nog 22 dagen te gaan. Maar hij schudt zijn hoofd. Tien dagen geweest, nog 15 te gaan. Telt hij de weekenden niet mee! Maar, juist die dagen zitten we toch veel in de schuur en boven? Dus ik blijf er maar bij: nog 22 dagen te gaan. 

We tellen af ja. Nu al. Steeds al. Het klinkt fijn dat we al bijna de tientallen in gaan in plaats van de twintigtallen. Het klinkt goed dat de dagen die geweest zijn steeds hoger worden. Zijn we ongeduldig? Nee hoor, we weten de planning. Maar het helpt om te zien dat er een einde aan komt.

Inmiddels is de aannemer de plafond en muren aan het stucken of stuken of zelfs stucen. Ziet er lekker strak uit, ook al is het nog lang niet klaar. Wat is dat veel werk zeg. Ondertussen zijn wij druk in overleg met de mensen van de vloerverwarming (VTE, Verwarmingstechniek Ede). Want de vloer is niet zo heel geschikt voor verwarming. Dun laagje egaline, verder beton, ook een dun laagje en daaronder vooral gruis. Dus aansmeren die boel. Wisten we al maar dat minsten 18 mm daarvoor nodig is, is een heel ander verhaal. Qua kostenplaatje en tijd. En praktisch! Hoe komen we volgende week ooit op onze slaapkamers? De aannemer oppert een ladder. Direct zie ik groen en paars. Ik ben namelijk nogal gevoelig op grote hoogtes. (Dat klinkt beter dan dat ik zeg dat ik hoogtevrees heb. Het is vergelijkbaar 😒) Boven de tien centimeter begin ik al aardig  te wieberen... Nou ja, nog een week om een oplossing te bedenken. 

Wat nu belangrijk is, is de rust bewaren. Voor onszelf, voor Geert, maar vooral voor Rob. Gisteren kwam hij naar me toe en mopperde over de bende daar. Toen ik doorvroeg bleek hij de woonkamer te bedoelen. Hij wist het al zolang maar opeens kwam de troep van de kapotte vloer enorm op hem af. 
Weet je, zei ik, probeer het dan in elk geval daar netjes te houden waar we leven. In de schuur en op je slaapkamer. Samen zijn we de administratie van hem gaan doen, zodat alle losse papieren in een map verdwenen. Zijn schoenen, normaal staan die beneden, hebben we wat uit het zicht gezet. Dat is handiger dan voor de kleerkast. Samen doen we in de schuur een vijftal potjes Yathzee, gewijzigd naar Rob's wijze inzichten. En langzaam zie ik weer ruimte ontstaan in zijn hoofd. - Nog even rugje aaien mama, vraagt hij lief. Een wondermiddel: de rust keert terug. 

We moeten nog even volhouden. Ik merk dat ik vooral Rob's gedrag begrijp maar ook erg vermoeiend vind. Nog 22 dagen, nog 22 avonden. Rugje aaien, spelletjes doen, zorgen voor. Gemoederen gezellig houden en rust brengen. Mijn taak in dit alles, naast dit alles. Best pittig. Daarom, ja eigenlijk alleen daarom, tel ik af. Inclusief de weekenden. Zaterdags werk ik, maar de zondag kan ik wel driedubbel tellen. Maar dat klinkt zo enorm... Dus én realistisch én mezelf helpend, tel ik. Dag na dag. Nacht na nacht. Eén voor één. Op naar 10 december. Als de planning klopt. En ik goed tel. 

donderdag 12 november 2020

Autisme en verbouwen, week 1

 Ja! wij zijn aan het verbouwen. En dat gaat eigenlijk best wel goed. Meestal... Maar o, wat is het ook een gedoe. 

Het is woensdagavond als we er helemaal klaar voor zijn. We wachten op jongste, we hopen dat hij energie heeft om de eettafel naar de schuur te helpen dragen. Dat is het allerlaatste, dan zijn we echt verhuisd. Met z'n allen de schuur in.

Jongste is het niet eens met onze ideeën over eten in de schuur, wonen in de schuur en hangen in de schuur. Normaal vinden jongeren dat echt te gek, of nou ja, misschien was dat vroeger 😳 Hij gaat dan ook niet met dit stomme xxxidee meewerken, zo uit hij zich en loopt boos weer terug naar waar hij vandaan kwam: zijn eigen vertrouwde kamer. Terwijl Rob ook met een niet te verstane uitdrukking op zijn hoofd naar zijn bed is gegaan, sloffen ook wij vermoeid naar onze slaapkamer. Hoezo zijn we hieraan begonnen!!! 

Dat is ook Robs vraag de volgende dag. Met zijn jas aan zit hij klaar om naar zijn werk te gaan. De hele tijd die hij beneden heen en weer loopt, zoekend naar alle spullen, is de donderwolk niet van zijn hoofd af te krijgen. Nog drie minuten, dan moet hij gaan. -Ma, rug aaien, snauwt hij. Een nog altijd dagelijks ritueel. Doe ik gewoon echt al 19 jaar. Zijn manier om rustig te worden. Ik vertel hem hoe lastig ik het vind dat alles nu leeg is in de woonkamer. En voel Rob ontdooien. -Dit is jullie plan hè. Jullie hebben dit bedacht. En ik zie hem denken: stelletje sukkels! Hoe krijg je het verzonnen. Inderdaad... Hoe. Hebben. We. Dit. Verzonnen. 

Maar, nu we geen keuze meer hebben, worden er knoppen omgezet en langzaam haal ik weer wat dieper adem. De aannemers zetten de tafel voor me in de schuur. De kast met plastic zeil houdt alles heel overzichtelijk. De gesprekjes met de aannemer worden vooral door Geert erg gewaardeerd en geven hem voldoende energie om ook ons en onze situatie aan te kunnen 😏 Wanneer de aannemer zegt dat hij net zo zou hebben gedaan als wij nu doen, dus eten, koken en hangen in de schuur, gaat ook eindelijk bij Geert de knop om. En ja, dan kan ik dinsdags wel zeggen dat we het behoorlijk goed doen. Dat ik trots ben op mijn mannen, blij ben met de aannemer, hij levert prima werk en is ook nog eens lekker sociaal, en tevreden ben over mezelf en hoe alles is geregeld. 

Ondertussen leert Geert zich een slag in de rondte en maakt zijn toetsen met een glansrijk resultaat. Hoe knap is dat! Rob is zich door alles weer heel erg aan mij vast gaan klampen. Ik ben nu zijn enige houvast en steun. Waar ik ben is hij. En dat kun je bijna letterlijk nemen. Het liefst wil hij dat ik, zodra hij thuis is, zijn rug aai. Maar daar geef ik uiteraard niet aan toe. Ik heb geleerd grenzen aan te geven dit laatste jaar. Evengoed valt me dit tegen. Ik had gewoon niet verwacht dat hij weer zo aan mij zou gaan hangen. Want ja, de verbouwing is tijdelijk, maar zijn gedrag is zo weer een regel. Dus ik moet echt duidelijk zijn en mijn eigen grenzen bewaken wil ik niet enorm worden geclaimd. 

Daarom zit ik nu boven. De hele dag al. Energie op te doen. Want de donderdag is de dag voor mezelf. Alle mannen aan het werk en dus het huis uit. Behalve de aannemer dan. Die heb ik maar even ondergronds aan het werk gezet. Wel zo rustig. 


woensdag 4 november 2020

Help! We gaan verbouwen, week 0

 -We gaan verbouwen. -Wat?!  -Ja echt. Vreselijk hè. 

Ja, ik weet wel, het wordt mooi. Zeker weten. Maar voor die tijd hè. Tegen de tijd dat de nieuwe keuken wordt geplaatst zit Sint al een dag of wat in quarantaine omdat hij uiteraard gewoon naar het rode Nederland is geweest. Om niet te spreken van Piet, die halverwege onze schoorsteenpijp gewoon bleef hangen omdat ze de kachel weg hebben gehaald. En de pijp hebben afgedopt. Als je even rekent... vijf weken , ruim vijf weken, geen keuken. Eten in de schuur. Wonen in de slaapkamers. En dan maar hopen en bidden dat niemand ziek wordt. Geen virus onze aannemer lamlegt, of ons allemaal. Dan wordt het nog veel langer geen keuken.

Het was gewoon niet helemaal het plan zo. We hadden onze Rob beloofd geen verbouwing meer te doen voor hij uit huis is. Maar dat duurt allemaal langer dan verwacht, dus voorzichtig Rob gepolst wat hij van een vaatwasser zou vinden. Dat idee staat hem reusachtig goed aan. Mooi. De toestemming voor de keuken hebben we. We gaan hem verplaatsen, in de achterkamer zetten, dus het wordt een makkelijke verbouwing. Je plaatst de nieuwe keuken, haalt daarna de oude weg en tada! zonder gezeur verbouwing klaar. Denkt deze simpele vrouwenziel.

Was het maar zo'n feest....

Manlief oppert openslaande deuren. Dat staat mooi met het kookeiland enzo. Maar waar dan de centrale verwarming? -Vloerverwarming! Rob juicht het plan van Geert toe. De aannemer knikt instemmend en manlief beslist binnen een minuut dat we dat dan gaan doen. Ik stop vol onvermogen mijn handen in mijn haar, ware het niet dat ze grandioos ter berge rezen. Vl...vloerverwarming? stotter ik. Weet je wat dat betekent? We wisten het nog niet half. 

De vloer onder ons vinyltje blijkt parket. Geegalineerd en wel. Daar past geen vloerverwarming in. Dan maar niet, is mijn idee. Maar de plavuizen zijn al besteld. Het idee van koude voeten staat me niet echt aan, dus bikken we samen al het parket onder ons vinyl uit. Leggen daarna het vinyl op zijn plaats en leven verder. We zoeken de mooiste keuken uit die je kunt bedenken, halen een inductiekookplaatje om tijdens de verbouwing alvast te oefenen in de schuur. Kopen een compleet nieuw pannenset, dat moet nu eenmaal als je van gas naar inductie over gaat en halen onze woonkamer en keuken zoveel als al mogelijk is leeg. 

Ik ben niet zo van het bewaren, al helemaal niet nadat we vorig jaar twee huizen leeg moesten halen. Begin virustijd heb ik alles waarvan ik dacht dat onze kinderen het weg zouden gooien alvast weggedaan. De woonkamer is dus niet heel moeilijk, de keuken is een ander verhaal. Wat gaan we de komende weken gebruiken in de schuur? Wat kan naar boven in dozen? Wat moet blijven? Wat kan weg? Voorzichtig klim ik op een krukje. De kopjes staan hoog boven me. Ik reik, pak en voel glijden. Ah nee hè, zucht ik, niet die ene alsjeblieft. Het is die ene wel. Voorzichtig zijg ik tussen de scherven in en veeg wat bij elkaar. Het oortje is nog heel. Dus fluister ik zacht, zodat verder niemand het hoort: bedankt voor je jarenlange trouwe dienst. Bedankt dat je me koffie gaf, het bij elkaar hield zodat ik het lekker op kon drinken. Voor nu is het genoeg geweest. Maar je was een prettig kopje in onze woning. Ik pak de scherven op, één voor één en gooi ze in het tweelingkopje. Weet je, als je dan gaan wil, ga dan maar samen.  Ik laat ze zachtjes in de kliko vallen. Eerlijk gezegd ruimt het lekker op. Al jarenlang niet gebruikt dat kopje. Maar ik vond het te leuk om weg te doen. Tot hij er zelf voor koos. Eigen schuld! Maar dat zeg ik hem maar niet. 

Inmiddels zijn we er klaar voor. Wekenlange voorbereiding drijft ons naar het hoogtepunt. Van stress vooral. En van uitzien naar. De nieuw achterpui staat inmiddels voor aan de weg. Te wachten op jarenlange trouwe dienst. De aannemer begint morgen met het echte werk. Start van de verbouwing. Het voelt als verhuizen, maar dan op dezelfde plek. Het voelt als vakantie, kamperen in eigen huis. Het voelt als een enorme berg, als een diep dal. Dat moment dat je er klaar voor bent, niets meer kunt doen en de boel aan de beste aannemer van de stad geeft. Het voelt als heel veel lege tijd, maar het kabaal zal oorverdovend zijn. Om gillend bij weg te rennen. M'n handen in m'n haar. Maar gelukkig: het uitzicht op iets nieuws, iets moois, geeft energie. 

Verbouwen? Dat is als het leven. Leven voor iets moois, dwars over bergen en door dalen. Maar met uitzicht op een heerlijke heerlijkheid. Voor altijd. 

woensdag 21 oktober 2020

Leven op afstand

 "Ze schudt nooit iemand de hand. Ze geeft niemand ooit een zoen. Omhelst nooit iemand. Wordt door iedereen op afstand gehouden. Hoe vaak zal ze zich al hebben afgevraagd of ze niet beter dood kan zijn?"

Wat verbaasd kijk ik op uit mijn boek. Dit komt, gelukkig deels, wel heel erg bekend voor. Wat staat daar nou! Ik lees het nog eens. "Ze schudt nooit iemand de hand. Ze geeft nooit iemand een zoen. Omhelst nooit iemand. Wordt door iedereen op afstand gehouden." Tjonge, denk ik, ze draagt nog net geen mondkapje. Hoewel, je weet natuurlijk nooit hoe het toen was. Misschien was er wel een complete hoofdkap, waar alleen nog ogen zichtbaar door waren. Dát is pas erg. Ik hap naar lucht, poeh, ik krijg het er gewoon nu al benauwd van. Wat hebben wij het goed hier dan, met alleen een mondkapje, geen zoen, geen hand, geen omhelzing, wel afstand.  

Ik lees verder. Twaalf jaar. Wát! Twaalf jaar al zo leven? Zonder zoen, zonder hand, zonder een fikse knuffel. Met fors mondkapje en op afstand. Twaalf jaar lang. Je man zien maar hem niet aan mogen raken. Je kinderen op zien groeien tot mooie volwassen individuen, maar door hen niet aangekeken worden. Je buren horen fluisteren, jezelf buitengesloten voelen en altijd, ja echt altijd eenzaam en alleen. 

Vorig jaar dacht ik nog, ja zo ging dat vroeger. Dan werd je ziek en of je daar nu wat aan kon doen of niet, je werd buitengesloten, want je was onrein. En al gaf je al je geld, al deed je je uiterste best, als je niet te helpen was en je niet beter werd, had je vast iets heel ergs fout gedaan.

Gelukkig is het nu anders, al had ik nooit verwacht dat ik me toch zou kunnen gaan herkennen in deze vrouw, zij het maar een klein beetje. We weten hier nu ook wat het is: geen handschudden, geen geknuffel, geen zoen. Afstand houden en mondkapje voor. Niet dat dat verplicht is, maar wel zeer aanbevolen. Een vergeten? (Ja, dat overkomt mij soms zomaar...) O help, dan word je aangestaard als een gevaarlijk persoon. Iemand die heel misschien, nee, haast wel zeker, de boel komt aansteken, dus nu graag iets meer dan de anderhalve meter. Ik had nooit verwacht dat wij beschaafde mensen ooit zó bang zouden worden voor een virus die niet zichtbaar, maar o zo voelbaar aanwezig kan zijn. Soms, heel soms zelfs draag je hem ongemerkt met je mee. Dus uitkijken allemaal, en vergeet je mondkapje niet! 

Zelf sta ik hier meestal wat nuchter in. Ik eet gezond, zorg voor voldoende rust, neem wat extra groentes of vitamientjes en houd me aan de regels. Kortom, ik neem mijn verantwoordelijkheid. En gelukkig kan ik thuis behoorlijk wat knuffelen, zoenen, handenschudden en dichtbij komen. Veel zwaarder is dit alles voor zieken of alleengaanden, die niet bij een huishouden horen en dus echt alleen, op afstand van iedereen door het leven gaan. 

Zo ook deze vrouw. Twaalf lange jaren ploetert ze in haar uppie. Maar o wonder, ze heeft nu een medicijn. Een redmiddel. Eindelijk zal het goed met haar gaan. Verlangend kijkt ze uit naar de aanraking met Jezus. Euh, wacht even, aanraking? Met Jezus? Terwijl ze onrein is en afstand moet houden? Is dat niet een beetje onzinnig en levensgevaarlijk?! Moet ze niet haar verantwoordelijkheid nemen voor zichtzelf én al die mensen om Jezus heen? En wat te denken van Jezus zelf? Maar ze gaat. Is het hoop of wanhoop? Ze raakt zijn kleren aan, zoekt bescherming bij Hem en voelt dat ze geneest. Snel wegglippen is er niet bij. Bedekt in haar kapjes wordt ze toch herkent. Dochter noemt Jezus haar. Hij adopteert haar direct als kind van Zijn Vader, heet haar welkom in de familie en geneest, herstelt wat gebroken is. Hij werd van deze onreine niet onrein, maar maakte met Zijn reinheid deze vrouw rein. 

Zo'n gebeurtenis maakt me ten opzichte van de tijd van nu nuchter. Ik weet me een kind van mijn Vader. Ik weet me veilig bij Hem. Hij beschermt, misschien inderdaad wel dwars door de dood heen. Maar dan nog. Ik zoek het gevaar niet op, maar ik ga ook niet als een angsthaasje de supermarkt in, ontlopend wie geen kapje heeft. Ik zie vooral achter zo'n mondkapje een angstige maatschappij die niet weet waar ze haar houvast en bescherming moet zoeken. Tegen jou wil ik zeggen: Laat de angst voor ziekte en dood niet overheersen terwijl je leeft! Er is Eén iemand die de kroon (corona) van eeuwigheid draagt. Ook voor jou. Hij is Mijn Koning en Hij regeert over leven en dood. Waakt over mij en jou. Of je nu met of zonder mondkapje loopt, Hij ziet je hart. Dus neem ik mijn verantwoordelijkheid en schuil bij Hem. Hij omhelst, Hij geeft liefde, Hij komt heel dichtbij. Hij is er. En zal zijn. Nu en altijd.


Geïnspireerd door: Laat je bevrijden, Charles Martin


woensdag 30 september 2020

Maatje gezocht

Het was me wat, dat dagje Utrecht. Wat heeft Rob genoten en wat was hij moe. Een pretpark is er niets bij! 

In gedachten ga ik nog even terug naar dat plekje daar bij het water op Hoog Catharijne. We zaten bij een bekend en heel goed koffietentje, aan de rand van hun terras. Vlak naast ons strand een groepje jongeren. Met veel gelach en gebazel gaan ze zitten aan de rand van het watertje. Ze hebben in de tent naast ons wat kouds gehaald, een sorbet, een milkshake of een gewoon ijsje. Ze genieten enorm van het samenzijn en van elkaar. Zelfs die ene jongen, die niet mee doet met selfies, zich niet bemoeit met de rest en wat apart zit, geniet. Waarvan? Misschien wel gewoon van het feit dat, hoewel hij niet meedoet en niet meepraat, er wel bij hoort. Hij zit daar tevreden, gefocust op zijn ijsje, vriend te zijn.

Op het moment dat ik dat zie en denk wordt het zwaar in mij. Heel erg zwaar. Ik zit hier met mijn zoon. Hij is ook tevreden met zijn koffie en zijn moeder. Hij is gefocust op het lekkers maar vooral op zichzelf en zijn vermoeidheid. Hij weet dat er straks iemand is die hem meeneemt naar het juiste perron, naast hem komt zitten, hem zegt wanneer hij uit de trein moet stappen en er voor zorgt dat hij straks thuis komt en uit kan rusten. Dus is hij ontspannen en maakt zich absoluut geen zorgen. Hij geniet. Maar met zijn moeder en zichzelf.

Dat hè, dat voelt opeens zo zwaar! Ik gun hem zo een vriendengroepje, al zijn het er maar twee of drie. Ik gun hem zo iemand speciaal voor hem, iemand die hem kent en accepteert en dan ook niets meer van hem verwacht. Zoals die jongeren daar, aan de rand van het water, hun vriend gewoon laten zitten maar hem blijven laten weten: je bent goed zoals je bent, je bent er één van ons. Want ik zie het gebeuren, ze staan op, gooien hun afval keurig weg, geven elkaar een boks of knuffel en gaan dan ieder hun eigen weg. Blij, tevreden, zich er niet van bewust dat ze enorm boffen met elkaar, maar evengoed enorm blij met elkaar. 

Ik slaak een diepe zucht. We zijn aan het proberen een maatje voor Rob te vinden, samen met Veens en Netwerk voor jou. Maar het wil niet echt lukken. Is onze wens te groot, één vriend voor onze Rob, of twee? Zijn we te kritisch? Ja, we willen iemand van zijn leeftijd, zodat het echt een vriend kan zijn. Nee, geen man van 30+ dus. Nee, ook geen meisje, dat kan zoveel gedoe op gaan leveren met die hormonen en zo. En ja, graag een positief iemand die mee kan bewegen met onze Rob die dat door zijn autisme niet zo goed kan. En echt hoor, deze mensen zijn er, dat weet ik. Maar waarom vinden we ze niet? 

- Zullen we gaan, ma? We pakken onze tassen bij elkaar en lopen langs het water terug naar de stationshal. - Ik zou nog een oliebol krijgen! O ja, toink, ik zucht. -Daarvoor moeten we wel helemaal naar buiten weer Rob. Wil je dat? Zeker wil hij dat! Maar dan zegtie opeens: -Kijk, ijs, ik kan ook een ijsje nemen, dan heb ik die nu, hoef ik niet naar buiten en zijn we eerder bij de trein. Strak plan boy.

 Soms, heel soms, beweegtie -onbewust- mee met mij. Die kleine, gouden verrassinkjes, die maken mijn leven mooi. Maar toch, die vrienden hè, ik kan toch niet altijd zo'n mama zijn? Wie is er om er voor te zorgen dat mijn zoon steeds weer op het juiste perron uit komt? 

donderdag 24 september 2020

Winkelen in Utrecht

Hij keek er de hele week al naar uit. Ik daarentegen zag er de hele week al tegenop. Vandaag was het zover, wat een feest: samen met Rob winkelen in Utrecht. En om het feest compleet te maken: we pakten de trein. Hij dacht aan een mondkapje, ik vergat hem. Maar ook dat is goed gekomen.

Ik had het goed voorbereid, zoals ik gewend ben te doen, vooral als het om Rob gaat. We hadden van een bepaalde sportwinkel cadeaubonnen gekregen en moesten daarvoor onze eigen stad uit. Rob koos voor Utrecht, dus zocht ik de avond van te voren op waar we moesten zijn. Ook zorgde ik voor voldoende saldo op beide OVkaarten en had ik de mondkapjes paraat.

Ik zag allerhande scenario's voorbij komen in mijn dagdromen. Wat als ik naar het toilet moet en hij loopt weg? Wat als ik hem niet meer kan vinden omdat hij uit het zicht is? Wat als hij boos wordt en niet meer bij te sturen is? Wat als de treinen er mee stoppen, de winkeldeuren niet meer open willen of iemand tegen hem lijkt te zijn? Wat als??? 

Eenmaal bij de trein zorgde creatief denken voor een mooi mondsjaaltje, normaal voor om m'n. nek, nu voor om m'n neus. Werkte prima trouwens, want mijn bril besloeg hier ook van 😉  

Stiekem observeer ik Rob, inmiddels al weer ruim een week 19 jaar!, vanaf mijn zitplaats. Hij is gespannen zie ik. Controleert voortdurend of hij z'n OV bij de hand heeft voor controle, hoe laat het is en zet zijn mondkapje voor de zoveelste goed. Terwijl ik zie datie best goed zit. 

Eenmaal in de stad, we zijn de trein uitgestapt, de trap op, de stationshal door, uitgelogd en noemen onszelf nu toeristen, kijkt Rob beduusd om zich heen. Je moet weten: ik ga nooit met hem winkelen. Hij vindt dat helemaal niets. Ik koop de meeste dingen voor hem, wetend dat wat niet goed is retour mag. Alleen de supermarkt en winkels waar je eten kunt kopen, alleen daar gaatie zelf naar toe. In geen tijden was ik naar een winkel geweest met hem, behalve dan de schoenwinkel omdat dat gewoon niet anders kan, vind ik. En dat was eigenlijk al voldoende uitdaging voor een hele week. En dan nu dus Utrecht. Daar staan we dan. 

Na een kop koffie, ja Rob dat hoort er bij, op naar de sportzaak. Vol verwondering loopt Rob de winkel door. Heren- kinderen- en damesafdeling, niets slaatie over. Ik mag niets zeggen, dus van samen winkelen is geen sprake. Als hij de hele winkel heeft gezien loopt hij doelbewust naar de herenafdeling terug en pakt watie een half uur geleden al had bedacht. En na vijf kwartier staan we weer buiten. Geslaagd! Hij deed het fantastisch! 

Ik verleid Rob tot een rondje winkelstraat en, o ja, even onder de Dom door hoort erbij als je hier nu toch bent. We zoeken een lekkere eetgelegenheid en smullen van een echte Amerikaanse Burger in ons Utrecht. Daarna weer wat slenteren. Rob pakt me bij mijn arm en vraagt me of ik zijn rugtas wil vasthouden. Hij krijgt last van zijn nek. Ik kijk eens naar hem. Tjoh, hij is volgens mij echt bekaf. 

Ik vraag hoe hij zich voelt en ja hoor moeders ogen bedriegen nooit. Hij zucht eens die en zegt dan: -Nog vijf kwartier. Hier moet ik even over nadenken. -Maar hé Rob, hoor eens, zeg ik dan, we kunnen ook een trein eerder nemen hoor. Ik wil vier uur thuis zijn, maar dat mag ook best half vier zijn! 

Rob is zichtbaar blij met deze gedachte. We nemen nog een bakje koffie, zo'n echte weet je wel en ik loop dan direct even naar het toilet. Bang dat Rob wegloopt ben ik nog wel een beetje maar als ik terug kom en ik zie hem daar zo zitten, moe maar tevreden, dan weet ik dat ik daar tegenwoordig niet meer bang voor hoef te zijn. Hoewel dit een kind is in een mannenlijf is hij toch ook wel zo gegroeid datie al dat soort rare fratsen die ik bedacht vanuit mijn ervaring met hem, niet meer doet Hoe heerlijk is dat! 







donderdag 10 september 2020

Opgesloten

Voorzichtig zet ik de laptop van Geert op het schilderstafeltje van Rob. Dan loop ik naar de schuurdeur. Doe hem heel bewust dicht en draai langzaam en met aandacht de sleutel om. Ik haal de sleutel uit de deur en leg hem naast de laptop op het tafeltje. Zodat ik tijdens dit moment van herbeleven blijf zien wie de regie over de sleutel heeft. Dan leg ik mijn vingers op het toetsenbord en begin: 

"6 augustus 2020

Ik weet niet eens meer waarom het zo kwam, ik geloof dat Rob niet naar school wilde of zo. In elk geval, Geert was naar school, de meiden ook en manlief was aan het werk. Rob wilde niet naar school en was erg boos. Maar we moesten echt gaan. Ik moest nog even wat pakken uit de schuur en terwijl ik daar was draaide Rob heel bewust de schuursleutel om en sloot mij op in de schuur. Ik kon hem zien, ik zag zijn grijns, ik wist: te laat. Opgesloten. Hier kom ik nooit meer uit. Ik raakte volledig in paniek want ik heb geen idee wat Rob nu gaat doen. Hij heeft nu de regie, ik ben hem kwijt. Hij is nu de baas en ik kan niets. Ik heb geen telefoon, ik heb geen sleutel en ik heb geen mens die me helpen kan.

Ik sta daar in de schuur en roep en schreeuw naar mijn zoon die buiten staat. Heel erg boos, heel erg verdrietig en heel erg triomfantelijk omdat hij mij heeft opgesloten. Draai die sleutel om, doe de deur open, schreeuw ik het uit. Ik moet zo huilen, ik ben zo bang. Wát kan ik doen? Ik bid en smeek of God me helpt maar in tegenstelling dat ik daarvan iets merk, roept Rob: ik gooi NU de sleutel weg, dan kom je er nooit meer uit. NEEEEEEEEE schreeuw ik, maar het helpt me niets. Rob gooit de sleutel weg, de tuin in. Haha, lacht hij, nu kun je er nooit meer uit.

Hoe ik me voel? Lamgeslagen, in paniek, alleen en heel eenzaam. Op mezelf aangewezen en in handen van mijn zoon. Geboeid, gevangen, gekooid en voor altijd helemaal verlaten. Zo voel ik me. Machteloos, in de war, wat gebeurt er nu allemaal. Hoezo doetie zo, ik snap helemaal niets van mijn kind en van zijn gedrag. Waardoor ik ook niet weet hoe hij denkt. Dat is heel erg eng. Waarom dit? Honderdduizend dingen schieten door me heen en ondertussen schreeuw ik, blijf ik schreeuwen datie open moet doen. Ik hoop dat de buurvrouw thuis is, ik hoop dat iemand me komt redden maar er is helemaal niemand die me hoort. Helemaal niemand. Moederziel alleen sta ik daar en huil om mijn machteloosheid en de macht van mijn kind. Het is zo enorm pijnlijk dit. Ik voel me zo in paniek, ik weet niet meer wat ik doen moet. Nu, zo’n tien jaar later raak ik haast nog steeds in paniek. In elk geval helemaal overstuur.  En al een paar dagen kan ik niet rustig liggen zonder dit gevoel van machteloosheid en verlatenheid, in de steek gelaten door mijn zoon voor wie ik er altijd ben, kwijt te raken.

Ik weet niet hoelang ik daar heb gestaan. Schreeuwend, huilend, maar opeens opent Rob zijn hand en zegt me met niet te verstane bewoordingen dat ik eruit mag als ik doe wat hij zegt. Op dat moment beloof ik alles. Gods hand heeft me gered. Rob had de sleutel niet weggegooid. Hij had hem in zijn hand. Dat is bijzonder, want een autist van zo’n zware klasse als Rob kan normaal gesproken niet zo denken. Niet doen alsof. Ik twijfelde er daarom ook niet aan, of hij had hem echt weggegooid. Een zegen van God. Daarnaast was Rob in staat om te zien dat hij moest stoppen. Ook een zegen van God. En  daarnaast stond God al die tijd zowel naast mij in de schuur als naast hem buiten de schuur. Al voelde ik daar niets van, ik was niet alleen. Voor nu is dat een troost.

Wat ik had gedaan als het niet zo ver was gekomen, zoals in mijn dromen? Ik bedenk me steeds dat ik dan een voorwerp had moeten zoeken, dat voorwerp door de deur moeten gooien maar dan wel zo dat ik me niet bezeerde en dat Rob niet in paniek raakte of zich bezeerde. Ik bedenk dat ik het beste gereedschap uit de kast kon pakken. Ik weet niet zeker of die sleutels van de kasten binnen handbereik waren, we hadden toen al veel op slot. In elk geval had ik iets scherps gezocht, het raam open gesneden of open gegooid en dan daardoorheen naar buiten. Gelukkig is dat niet nodig geweest, maar ik blijf geneigd te bedenken: wat als hij de sleutel echt had weggegooid? Om daar dan weer extra van in paniek te raken, nu nog.  Dus dit is wel een stuk wat bij het verhaal hoort, al was het gelukkig niet nodig en is het niet gebeurd.

Ik weet nog dat ik honderd schietbedankjes naar boven heb gedaan. Op de fiets ben gegaan en Rob naar school heb gebracht. Het voorval diep weggestopt in mijn hart in de hoop er nooit meer aan te denken en het nooit meer mee te maken. Maar zo werkt het dus niet. Ook had ik een oplossing voor nog eens: vanaf dat moment liep ik met alle sleutels in mijn zak of om m’n nek zodat dit niet meer zou gebeuren. Het is niet meer gebeurd, in het echt, dankzij mijn alertheid maar voor mij is dit het ergste wat me overkomen is met Rob, het geeft de meeste paniek en de meeste onrust terug als ik er weer aan denk. Het was afschuwelijke ervaring, want ik hield al nooit van kleine ruimtes of een opgesloten gevoel. Dit heeft het wel verergerd. Omdat ik er ook nooit met iemand over praatte, loste het niet op maar bleef het sudderen. Ik hoop dat door dit te schrijven, te lezen en te herbeleven, dat het verwerkt wordt en een plekje kan krijgen. Zodat ik er aan terug kan denken zonder de angst en paniek. Maar vooral in dankbaarheid dat het niet nog erger was. Maar zover ben ik nu nog niet."

Nu, enkele weken later en na minstens tien keer alles hardop te hebben voorgelezen aan mezelf, herleefd en meegemaakt op de plek waar het gebeurde, nu ben ik er haast wel zo aan toe dat ik het kan lezen zonder te huilen. In elk geval raak ik niet meer in paniek. En al sinds de dag dat ik dit op papier zette, kan ik weer genieten van mijn dagelijkse momentjes op de bank, met mijn ogen dicht. 

Met dank aan het moment wat ik kreeg, het lenen van de laptop en van het schrijftafeltje, zomaar op een zondagmiddag. En niemand kwam me storen. Want de deur zat op slot 😉

woensdag 2 september 2020

Een koude douche

Klaar? Snel draai ik de kraan open en houd mijn voeten onder het griezelig koude water. Dan mijn benen. Mijn handen brengen het natte water naar mijn gezicht en met een klap ben ik wakker. Ik draai mijn rug onder de douche, die met veel kracht het koude water op mijn blote huid stort. Happend naar adem laat ik het gebeuren. Ik draai om en nog eens, tot ik er van kan genieten: mijn dagelijkse koude douche. 

Het schijnt gezond te zijn. En anders is het in elk geval zo dat ik me er erg goed bij voel. Elke morgen is dat, na het eten van mijn warme babypapje, het eerste wat ik doe. En sinds ik dat doe begin ik de dag veel lekkerder. 

Douchen is nooit mijn hobby geweest. In bad gaan al helemaal niet. Ik hield er niet van. Zwemmen staat dus ook niet heel vaak op mijn to do lijstje, al kan ik daar wel echt van genieten. Maar douchen, nee dank je. Een must. Want ik doe het wel netjes, vooral voor de mensen om me heen en tegen jeuk op mijn hoofd en tussen mijn tenen, maar ik doe het niet van harte. En ik douchte dan altijd erg warm, dan is het nog een beetje lekker hè. 
Echt altijd was ik zo moe na het douchen. Echt geradbraakt. En ik dacht dat het kwam omdat ik er geen energie uithaalde, omdat ik er gewoon niet van hield. Niets voor mij. En als kind was ik echt heel bang voor water, dus het laatste wat ik deed was ontspannen in water. Even lekker een bad? Nee dank je, geef mij maar een boek. 

De challenge begon ergens in juni. Ik las een boekje van Tineke Wuister met de titel Lucht. Er staan mooie tips in waar iedereen wat mee kan, om meer lucht te krijgen in het leven van alledag. Rust nemen, elke ochtend een uur eerder dan je gezinsleden opstaan bijvoorbeeld. Dan heb je dat uurtje alleen al gehad en kun je even doen wat je wilt zonder gestoord te worden in die fijne bezigheden. Geloof me, dát is ook al niets voor mij. Al was dat uurtje alleen wel echt genieten. Na twee weken was ik zo intens vermoeid dat ik wist: einde challenge. En dat kan, want daarvoor is het nu precies bedoelt, een challenge. 

De andere uitdaging ging ik ook aan: begin je dag met een koude douche. Doordat je lijf schrikt van het koude water hap je naar adem en start je de dag dus met een flinke gezonde ademteug. Tegelijk is het goed voor je bloedsomloop en weerstand. En wat bevalt me dat goed. Dit wordt de start van mijn dag! Nu het wat kouder is, wordt de uitdaging groter, maar dan nog! Weet je, ik ben na het douche gewoon niet meer moe. Fris en wakker stap ik de badkamer uit. En dat na ruim 40 jaar, haha. 

Zin in een uitdaging? Hier istie dan! Ik hoor graag hoe jouw ervaring is! 


vrijdag 31 juli 2020

Ik ben mantelzorger van mijn kinderen, met liefde

Het is nu alweer haast 25 jaar geleden. Onze dochter Willeke werd geboren en maakte me mama.
Wat een heerlijkheid! En wat een verantwoordelijkheid. En wat een zorg.

Vanaf dag één weigerde deze jonge dame te drinken. Niets werd door haar geaccepteerd. Ze groeide van de slaap, zeg maar. En ik? Ik deed alles voor haar. Al mijn zorg ging naar haar. En, misschien iets minder, zelfs toen bleef ik ook zorgen voor man, huis en wat nodig was. Voor mezelf werd de zorg gewoon wat minder. Geeft niets, moet kunnen.

Onze Jorike werd geboren, haast twee jaar later. Jorike at voor twee, maar haar bedje vond ze niet zo fijn. Dus zorgde ik, met m'n tong op de grond, zo goed als mogelijk voor haar. En voor Willeke. Voor mijn man. Mezelf maakte ik een paar centimeter kleiner. Hoe minder je bent, hoe minder te zorgen, toch? Maar o wat was ik moe van jarenlang slaaptekort.

Vier jaar later kwam onze Rob. Een alleraardigst schattig groot kereltje van haast tien pond, die at en sliep voor twee. Maar zijn ontwikkeling was niet normaal! Toen hij met zes jaar eindelijk ging praten, waren we al enorm veel zorguren verder. En ik zorgde maar. Voor Rob, je wilt voor elk kind het beste toch? Voor Jorike. Voor Willeke. Voor manlief deed ik ook enorm mijn best. Het huis kwam wel, als het maar schoon was, was het goed. En o ja en ik dan? Ach... wat doet dat er toe?

Geert is onze hekkensluiter. Hij deed gewoon alles! Hij sliep, hij at en dronk, hij praatte. Een heerlijk kind. Net als de andere drie. Maar ook met hem zat ik op een gegeven moment rond de tafel van de jeugdzorg. Want ik gaf alles voor Geert. En voor Rob. En voor Jorike. En voor Willeke. Voor mijn man. Nog minder voor mijn huis. Het allerminst voor mezelf.

En wat is het gaaf dat ik kan zeggen na haast 25 jaar moederen dat het echt heel goed gaat met alle vier onze kinderen. En met mijn man. Ons huis staat ook nog en het is niet eens een bende.

Maar mezelf ben ik een behoorlijk kwijt geraakt. Ondergedompeld in de zorg, ben ik nog maar net in staat adem te halen. Al jaren lang, -en het went!- wat zich regelmatig liet aantonen door flink onderuit te gaan. Maar ik moest door. Ik had geen keus! Vijfentwintig jaar zorgen, waarvan haast alle jaren intensief, maar vooral de laatste achttien jaren, gaan me niet in de koude kleren zitten. Inmiddels krijg ik het zelfs enorm warm op het moment dat ik terug ga in de tijd. Dan komen er enorme flashbacks van wat allemaal mis ging en waarin ik me tekort voelde schieten, me bang voelde voor mijn eigen kind en met man en macht probeerde de boel overeind te houden. Het voelt alsof het trauma's waren die nu pas in alle heftigheid boven komen, gewoonweg omdat ik er eerder geen tijd voor had.

-Maar nu nog steeds niet, snauw ik mezelf af. Hoor eens, het gaat hier nu best lekker, ik heb helemaal geen zin om dan nu daar naar terug te gaan. Ik wil nu gewoon genieten van wat wel goed gaat, en ging. Maar voor dat laatste moet ik echt heel diep graven en dan komt er nog niet veel.

Het is best lastig voor ze, maar mijn huisgenoten moeten een beetje wennen aan de nieuwe mama. Die haar grenzen leert aan te geven, die niet meer 24/7 bereikbaar en alert wil zijn. Die niet vooruit wil denken om scenario's voor te zijn. Een mama die er alleen op uit gaat. Een eind gaat lopen, helemaal alleen een eind fietsen, alleen ergens neerploft om wat te eten of te drinken. (Dus als je me ziet, laat me dan, die momenten heb ik nodig! 😉) En hoe erg ik een socialiser was, hoe meer ik me een einzelganger ga voelen. Ik geniet enorm van mijn momenten alleen. Het is nodig om energie op te bouwen, om tot rust te komen en te kunnen genieten zonder allerhande scenario's te hoeven bedenken en vóór hoeven te zijn. Om dan thuis weer mama en vrouw te zijn, al blijf ik me wat terug trekken, voel ik. Dat zal er wel bij horen. Bij dit proces. Verwerken, overgang, corona, geef het maar een naam. Ik weet in elk geval dat het nu tijd is voor mezelf. Al zo lang mantelzorger zijn en dat ook willen kunnen blijven, vraagt de nodige maatregelen. En daar hoort bij dat ik dat soms gewoon even niet meer wil zijn en daar, zo mogelijk, aan toegeef ook.

En straks, als Geert weer naar school is, beloof ik mezelf dat ik ga werken aan traumaverwerking. Daar de tijd voor nemen. Anders lost dat alleen weg zijn toch ook niets op.

Ja, ik heb wel wát geleerd de afgelopen 25 jaar 😕

dinsdag 16 juni 2020

Oefenen voor Vaderdag

Je hebt van die dagen, dan gaat het gewoon een beetje anders dan anders.
Zo ook gisteren, maandag. Al schrijvend bedenk ik me nu: de maandag voor Vaderdag. Misschien was dat het.

In elk geval, mijn man moest deze maandag extra werken en zou pas om een uur of drie thuis zijn. Normaal is hij er kwart over twaalf, terwijl ik dan om kwart voor één naar mijn werk vertrek. En omdat ik pas weer na zessen thuis ben, is hij vandaag de kok. Maar ja, na het werken douchen, rusten, boodschappen doen en eten koken, dat is een beetje veel. Dus ik besluit hem een handje te helpen. Ik haal de boodschappen en zorg dat de was opgevouwen is en in de kast ligt voor ik ga. Mooi toch?

De boodschappen halen lukt. En daar, bij de supermarkt bedenk ik opeens dat er brood voor ons apart ligt bij de bakker. Gelijk maar even halen. Eenmaal thuis ruim ik alles netjes op, vouw de was en leg ook die weer lekker schoon in de kasten. Ik stel de wasmachine vast zo in dat de volgende was klaar is als ik thuis kom uit het werk. Dat is over zo'n vier uur. Mijn man heeft er geen omkijken naar en ik hoef het dan alleen nog maar in de droger te gooien. Klaar terwijl ik eet, zeg maar.

En daar gaat het mis. Ik doe dat allemaal, maar communiceer dat niet. Niet beseffend dat mijn man ook na een vermoeide rit richting Amsterdam en Alkmaar nog gewoon na kan denken.
Ook hij denkt aan het brood, stapt op zijn fiets maar wordt linea recta teruggestuurd door de bakkersvrouw met het advies eens te leren praten 😜

Iets minder enthousiast als anders komt hij thuis. De droger draait gelukkig al en als dat ding begint te piepen vouwt hij netjes alles op en legt het in de kasten. Waar vind je nog zo'n huisman???

Je ziet mijn verbaasde gezicht misschien wel voor je als je weet hoe ik, toen ik thuis kwam, de wasmachine en de droger leeg vond. Omdat ze bij ons in de schuur staan en ik direct mijn fiets in diezelfde schuur neerzette, kon ik mijn verbazing niet direct uiten, maar eenmaal binnen vraag ik mijn man:
-Waar is de wa-as?
Nu is het zijn beurt verbaasd te kijken.
- Gewoon, de wasmachine was klaar toen ik thuis kwam, ik heb het allang in de kasten.
En hij kijkt zowaar een beetje trots.

Ik graaf in mijn geheugen. Heb ik dan toch de machine aangezet? Ik voel aan een vest wat over de stoel hangt. Droog. Ik ruik. Dát had ik beter niet kunnen doen. Mijn conclusie is snel getrokken.
Samen halen we de kasten weer leeg, de handdoeken, de washandjes, de onderbroeken en het vest.

Op naar een lekkere geur en een schone was. Want om me nu nog een keer te wassen met dat ene washandje. 😷😤 Maar o wat is het heerlijk te weten dat mijn man zo enthousiast zijn taken doet. Stiekem denk ik dat hij alvast oefent voor Vaderdag. 😊


dinsdag 9 juni 2020

Alleen voor vrouwen

Moeizaam open ik mijn ogen en staar naar mijn horloge. Kwart over tien. Ik zucht eens diep, Ik lig hier al drie kwartier. Gewoon op de bank. Midden op de dag. Alsof er niets anders te doen is vandaag.
Oké ik geef toe, dit was ook belangrijk. Maar nu uit de veren schat, moedig ik mezelf aan. Ik strek mijn knieën en recht mijn rug, ik gaap een grote gaap en probeer zin te krijgen in de dag die allang begonnen is. Eerst maar eens boodschappen doen. Pff, als ik ergens moe van word, is het dat. Karretje pakken, schoonmaken, oppassen dat je niet te dicht bij anderen komt, alleen dat is al vermoeiend en dan ook nog al je boodschappen meenemen. Ik oefen ze nog eens: rijst, groente, vlees, koekjes en yoghurt. En ik oefen weer, zodat ik straks door al die enorme prikkels niet thuiskom met fruit, vla, macaroni en koffie of zo. En geloof me, momenteel kan dat maar zo.

Ik zal het maar bekennen, ik heb wat klachten, Neenee, geen hoest- en niesbuien voorzien van koorts en hoofdpijn. Niets wat daarop lijkt gelukkig. Maar evengoed klachten. Ik hoef er zelfs niet voor thuis te blijven maar zou dat graag doen. Op de bank, met een deken over mijn hoofd verstoppertje spelen, wat ik net nog gedaan heb, dat wil ik best nog even volhouden ja. Zo moe ik ben en zo bleh. Niets is meer leuk! Dat soort klachten. Van die momentjes waardoor zoonlief vraagt:
- Is HET gekomen?
Waarop ik dan standaard snauw:
- Nee, zeker niet, mag ik niet gewoon ook eens doen zoals ik doe.
Per slot van rekening moet je maar weten: mijn mannen zijn ook wel eens sjaggie en als ik ze dan vraag of Het er is, krijg ik net zo'n antwoord. Dus ja...

Nee, het is meer dat ik HET nog niet ben. De week, of zeg maar gerust weken voor dat HET komt zijn veel beroerder dan de HET zelf. De aanloop naar HET wordt steeds langer lijkt het en ik herken mijn eigen lijf niet meer zo. Vooral niet na de laatste keer. Toen HET gewoon niet mer ophield en ik na zeventien dagen met HET rondgestrompeld te hebben van de huisarts een STOP HET pilletje kreeg. Met de nodige bijwerkingen waardoor ik op moederdag enorme hoofdpijn had. Sommige dingen krijg je ongewild toch cadeau -maar verder was het een topdagje ;) -waardoor ik de medicatie moest laten staan om na drie dagen HET weer te begroeten als een oude bekende. Gewoon weer de volle acht dagen, alsof dat de normaalste zaak van de wereld is....

Inmiddels slik ik dus wat floradix om mijn ijzer op te krikken, je moet wat zonder sportschool, en ben ik na twee weken signaleren van PAS OP!! HET KOMT ER WEER AAN een beetje klaar met mezelf. HET is er nog niet en HET kan maar zo wat langer weg gaan blijven. Om te janken! Wat ik dan ook maar met zekere regelmaat doe, want, zeggen ze, dat hoort er bij en mag dus gewoon, ook al komt HET nog lang niet. Tekenen van de overgang, zo noemen ze dat. Dus wacht ik af, eet voldoende groenten en fruit, gebruik zo min mogelijk suiker en drink veel. Gewoon warm water, maar als je bedenkt dat water net als wijn smaakt is het prima te doen en warmt je dat van binnen lekker op. En o ja, groene thee schijnt goed te zijn, hoorde ik van mijn jongere maar o zo wijze zus. Als een antistressmiddel, zo'n theetje

En weet je, als HET er straks is en ik een warm welkom klaar heb staan, kan ik daar ook weer niet heel gelukkig mee zijn. Wetend dat ik de eerste nachten meer op het toilet doorbreng dan in bed en rondsjouw met verbandjes in allerlei soorten en maten naar winkels, gezellige momentjes en gewoon thuis, dan zucht ik weer eens diep. En verlang terug naar de tijd dat ik verstoppertje mocht spelen onder de dekens op de bank, mijn mannen fluisterden dat ze zachtjes moesten doen, want HET komt bijna en mama is daar moe van. De warme groene thee, de kleine huilbuien om niets.

Laat ik er nog maar even van genieten dat HET er nog niet is, want als HET er is, is ook dat niet te negeren. Want ja, ik ben vrouw. En als vrouw leef je daar mee. Maand in maand uit. Tot de dag komt dat HET niet meer komt. Met plezier zwaai ik HET uit. Ga ik genieten van nooit meer HET. Op de bank. Onder het dekentje. Verstoppertje spelen, ondanks dat HET niet meer komt. Want sommige dingen blijven gewoon. En dat mag.

woensdag 27 mei 2020

Autisme en het virus

-En, heb je Geert nog gezien?
Rob kijkt me even kort aan, alsof hij zeggen wil, waar bemoei jij je nou weer mee.
-Ja, zegtie uiteindelijk traag, maar ik heb niets gezegd.

Geert vindt dat een beetje lastig. Hij is aan het werk bij z'n vakantiebaantje. Komt zijn big brother daar wat boodschappen halen, zegtie niets.

Op mijn vragende blik verduidelijkt Rob enigszins wat onzeker.
-Dat kan toch niet, hij is toch aan het werk, dan mag ik hem niet storen.

Klopt. Helemaal mee eens en ik glimlach om het autistische denken dat mijn oudste zoon me weer laat zien. Het is ook ingewikkeld. En erg druk in je hoofd. Je ziet je broer, tenminste, thuis is hij je broer. In die winkel is hij medewerker. Je ziet pijlen in het gangpad, bordjes dat je verplicht afstand moet houden, je moet je spullen zoeken terwijl je je verplichte karretje netjes moet besturen, je moet goed op de anderhalve meter letten als je een medemens tegenkomt en dan zie je opeens je broertje. Tussen al die prikkels door ook nog even filteren hoe dat ook alweer kan. Puzzelen, puzzelen, puzzelen. En stel dat je dan in gesprek raakt en broertje krijgt van zijn werkgever te horen dat ie z'n klep moet houden en door moet werken, nou-ou, dan zwaait er thuis wat. Dus zoals heel vaak kiest mijn Rob voor het zekere, het duidelijke, het veilige: niets zeggen, afstand houden en door!

-Hoe zit dat nu met die mondkapjes ma? Rob switcht altijd vrij makkelijk van het één naar het ander. Want in de bus kan ik geen afstand houden van mijn medemens. En dat is echt heel vreemd.

Waar het een week of 12 geleden nog gewoon was, is hij momentele nogal gewend aan een bus van het openbaar vervoer met twee personen: de buschauffeur en Rob zelf. Een privéritje. Hij geniet er van. Geen drukte, geen gedoe. Rust en doorrijden maar.
Gelukkig kan ik Rob geruststellen. De mondkapjes zijn klaar. Gemaakt door onze hele grote vriendin van Sfeercadeau. (klik) Top! Heel fijn!
Ik merk met de dag dat de spanning toeneemt bij Rob. Hij is al zeker een week bezig met kijken hoe laat de bussen vanaf 2 juni weer rijden. En wat alstie vol is, wat alstie daarom doorrijdt? Wat als er iemand zonder mondkapje binnen komt? Wat als....

Autisme is een leven lang puzzelen, nog meer dan in een leven zonder autisme. Een virus maakt het er niet beter op, al zijn de regels duidelijk. En die houden gaat hem erg goed af. Hoewel...

Laatst gaf hij opa automatisch een hand. Hij schrok ervan, trok niet terug maar keek naar buiten en zei:
-Even kijken hoor, of niemand het ziet."
Opgelucht haalde hij adem. Niets te zien.
-Ha opa!

dinsdag 12 mei 2020

Verborgen verstilling

Het is stil. Stil in mij. Alsof alles stil zou moeten zijn. Alsof alles stil zou moeten staan. Alsof de waas in mijn hoofd me belet verder te denken dan vandaag. De waas van witte wolle watten, fladders mist, vlokken, ijskoude dikke wintervlokken in mijn hoofd die me beletten me te bekommeren over het één en het ander. De ander ook.

Nee, ik ben niet als een gek boodschappen gaan doen voor de oude buurvrouw, liedjes gaan zingen, teksten gaan schrijven, mensen gaan opzoeken via de babbelbox, honderden kaarten gaan schrijven en noem nog maar wat van die honderd-en-een goede dingen die de wereld doet om elkaar door deze crisis heen te helpen op. Waar bij menigeen de adrenaline toesloeg en er enorm veel activiteiten kwamen keek ik toe. En ik dacht: mooi. Mooi dat anderen dit doen, want ik doe het niet. Ik kan het nu gewoon even niet. In mijn hoofd is dichte mist en dat is even heel erg jammer voor jullie.
Ik voel me er niet schuldig over. Eerder wat onverschillig. Boeiend wat de ander hiervan vindt, als ze al wat vinden, maar ik doe het nu even zo. Ik heb genoeg aan mezelf. Egoïstisch? Zelfzorg, zo zou ik het eerder willen noemen. Want als iets niet gaat maar je het per sé toch doet, krijgen anderen en jezelf dat razendsnel terug. Geloof me maar of geloof me niet, het is zoals ik het heb ervaren.

Dus trek ik me wat terug. Zorg voor mezelf. Vergeet anderen. Neem de tijd om te verwerken en te overdenken. Wát gebeurt er nu eigenlijk allemaal in deze wereld? Als iemand me dat nu eens gewoon kon uitleggen.... Het rondsluipende virus, de politieke onrust die dat wereldwijd teweeg brengt of gaat brengen, het Samen-Sterk, wat we niet zo heel lang meer gaan volhouden. Extra psychische problematiek, opstand tegen overheid, kwetsbaren die worden uitgebuit, de discussie van een zoveelste G in het netwerk, de vele doden, de niet te verwerken rouwprocessen. En alle verbanden die je hiertussen kunt leggen... Is er überhaupt iemand die dit nog kan -of wil- begrijpen?? Ik niet.

Lig ik dan nu urenlang ellendig te zijn in mijn kamertje, stil in de foetushouding op mijn bed te huilen en te peinzen? Nee hoor, daar hoef je niet bang voor te zijn. Gelukkig past dat totaal niet bij mij, al zou het me zomaar kunnen overkomen. Ik doe gewoon mijn ding hier in huis, ik doe mijn werk en geniet van de mooie dingen die ik zie gebeuren. Ik geniet van Gods schepping, van het contact met klanten, van mijn gezinsleden en vriendinnen. Maar toch... Het lijkt alsof dat genieten onder een laag stof ligt. In een mist of wattendeken. En soms komt het even voluit naar buiten, maar het zakt enorm snel weer terug naar waar het vandaan kwam. Dus ligt het meestal wat verborgen in de stilte van mijn ziel. Verborgen, omdat zoveel niet kan zoals ik gewend was en graag zou willen. Dat ik mijn vriendin niet begroeten kan zoals we gewend waren. Dat ik vandaag niet naar mijn jarige moeder ga, hoe graag ik ook zou willen. Wij gaan morgen en omdat we als kinderen om de beurt gaan, zie ik mijn broers en zussen en hun kinderen deze keer niet. En als ik ze spreek, op gepaste afstand, is er daarna altijd het knagende gevoel van missen. Omdat het niet zo spontaan is, omdat het niet zo dichtbij is, omdat het, nou ja, niet zo is als ik zou willen. Klink ik nu als een zeurend klein kind? Ik voel me eerder een gevoelig sociaal persoontje die er voluit voor de ander wil zijn. En dat niet kan.

En echt ik snap dat iedereen daar mee te kampen heeft. En iedereen gaat er anders mee om, het is allemaal oké. Maar mag ik het dan alsjeblieft lastig vinden? Mag ik gewoon niet willen wennen aan het nieuwe normaal? Oei wat een irritatie roepen die twee woorden bij mij op. Het nieuwe normaal, het zou wat zeg. Echt ik wil daar gewoon niet aan wennen, ik wil dat nooit normaal gaan vinden. Alles in mij spreekt dat enorm tegen!

Inmiddels wordt de waas elke dag wat minder zwaar. Alsof ik langzaam maar zeker door een soort van rouwproces heen kom om wat was en niet of voorlopig niet meer terug komt. Schrijf ik af en toe een kaartje of ik bel iemand omdat ik wil weten hoe het met hem of haar gaat. Kom ik langzaam weer terug bij mezelf en maak ik wat richtlijnen met mijn hart die ik wel kan doen, die nergens tegenin gaan maar toch fijn zijn om mee te maken. En zo ga ik mijn weg. Waar anderen inmiddels de adrenaline voelen verdwijnen en ze zich langzaam maar zeker af gaan vragen: Hoe lang nog?, ben ik op het punt van: hallo daar, ik ben er weer. Ik ben weer terug bij mezelf. Ik ben weer terug bij jullie. Maar let op hè, ik zeg: op het punt van. Dus geef me gewoon af en toe ook nog een beetje tijd voor de watjes, de vlokjes en de flarden mist. Het is goed zoals het gaat. Want zo gaat het.

maandag 13 april 2020

Jezus en de Anderhalve meter samenleving

- Lieverdjes, kunnen we het alsjeblieft ergens anders over hebben?
Hoe vaak ik die vraag niet gesteld heb gisteren tijdens onze gezinsbbq terwijl we genoten van de zon, het eten en elkaar. En gek, ik deed er zelf aan mee, elke keer kwamen we er toch weer op terug. En dan vroeg ik weer:
- Lieverdjes, kunnen we het alsjeblieft ergens anders over hebben?
En ja hoor, dan deden we weer ons best. Begonnen we over Pasen, of over lekker eten. Kwamen we daarvandaan op kerkdiensten en restaurants en ja hoor! Zucht...

Onze Rob wordt er erg onrustig van. En de rest ook. Ik ook. Het is niet niets wat er gebeurd en de onzekerheid van hoe lang nog is een grote vraag waarop geen antwoord te krijgen is. Dus zo af en toe erover praten is prima te doen, maar soms wordt het ons allemaal te veel. Desondanks gaan we er gewoon over door.

Corona. Een allesplatleggend virus. Een compleet ontregelde samenleving. Een anderhalve meter samenleving. En de klant die zaterdag beweerde dat dát laatste altijd zo zou gaan blijven, kreeg behoorlijk ongezouten mij mening terug, want het steigert met alles wat in me is. Ik ben een mensenmens en houd van leuke gesprekken en mooie contacten, van dichtbij en openheid. Van knuffels, een hand op de schouder, een arm om iemand heen. En dus kost het me enorm veel moeite die anderhalve meter te handhaven, maar ik doe, al zeg ik het zelf, het keurig. En gelukkig went het ook een beetje. Gelukkig in die zin dat als ik anderhalve meter afstand neem als ik een wandelaar tegenkom, dat die persoon me niet meer argwanend aankijk en afstand meet, maar tegenwoordig weer gewoon groet. Iets menselijks is weer terug, zij het op gepaste afstand.

Bij mij komt de vraag weer boven: wat zou Jezus doen in de situatie als de onze? En ik heb daar wat over na zitten denken. Ik weet dat Hij boven ziekte stond en juist een besmet iemand rein maakte, terwijl Hijzelf rein bleef. Hij genas melaatsten en hield zich daarbij niet aan de anderhalve meter. Terwijl die mensen apart moesten wonen, een lock down in eigen park zeg maar, en áls ze ook maar het lef hadden in de bewoonde wereld te komen, moesten ze mensen waarschuwen door heel hard "Melaats" te roepen. Met andere woorden: aan de kant, ik ben besmettelijk en als je in de buurt komt, brengt jouw dat misschien in levensgevaar. Komt je bekend voor? Niets nieuws onder de zon, toch? (Behalve dan misschien een komende app in plaats van je eigen zwakke stemgeluid...)

Jezus komt dichtbij. Hij stond met meeleven en veel liefde naast de zieke en genas. Zonder zich te bekommeren om zijn eigen gezondheid raakte Hij de melaatse aan en nam Zijn ziekten op zich. Wetend dat Hij daarin deed waarvoor Hij kwam en tegelijk genezing bood aan lichaam en geest. Hoe vaak was het niet dat niet alleen de ziekte weg was maar Jezus ook zei dat de zonden vergeven waren?

Pasen 2020 is weer voorbij. Jezus leeft! Ondanks alle ziekten en zonden die Hij op zich nam aan het kruis. Ondanks dat Hij de volledige straf heeft gedragen voor iedereen die gelooft. Ondanks alle geselslagen en spot die Hij meemaakte. Ondanks het verlaten zijn door Zijn Vader tijdens de drie uur durende duisternis. Ondanks dat leeft Hij. Stond Hij op uit de dood en zei Hij tegen de mensen om Hem heen en nu ook tegen ons: Ik ben het. Wees niet bang.

Wat Jezus zou doen in de tijd van Corona? Hij zou meeleven waar Hij kon, Hij zou helpen en er zijn. Hij zou genezen en herstellen, kracht geven, liefde en moed. Troosten waar nodig. Hij zou zijn verantwoordelijkheid dragen en zich niet laten leiden of lijden door angst.
Laten we net als Jezus doen, zoveel als we kunnen. Er zijn voor de ander, bid om genezing, herstel, kracht en troost en zorg ervoor dat je er bent. Zodat de ander in jou iets van Jezus ziet. Zijn liefde, Zijn kracht en troost geeft hoop in deze tijd van afstand en ellende. En wat kunnen we anders dan staan in Zijn kracht en uitdelen zoals Hij deed? Houd moed, Hij is er bij! En Hij is Liefde!

Luister en kijk voor hoopvolle woorden deze Paasdienst, klik hier.


maandag 23 maart 2020

Liefde doet

Zo, m'n mooiste kleren aan, mijn geld in mijn buidel, huissleutel op zak. Alles klaar, checkcheck dubbel check. Yeh, ik kan gaan.
Terwijl ik de voordeur zorgvuldig op slot draai word ik overvallen door een intens gevoel van teleurstelling. Moet je zien hoe druk het al is. Ik heb echt mijn tijd weer verspild door urenlang na te denken over wat ik vandaag aan zou doen. Elke dag nieuwe kleren aan is best leuk, maar soms zou ik gewoon even rond willen lopen in spijkerbroek en shirt. Maar dat is not done. Per slot van rekening moet ik laten zien wie ik ben. En mijn identiteit zit in mijn rijkdom. Verder valt er niet veel eer meer aan me te behalen. Dus ja..

Al stoeptegels tellend ga ik mijn weg. Ik weet toch wel hoe mensen kijken. De blikken, spottend en minderwaardig, ik droom er wel eens over. Hier en daar wordt er op mijn sandalen gespuugd. Bah! Ik hoor gelach en rare taal. En dan weet ik, dit gaat over mij. Iedereen kijkt op mij neer. Echt iedereen. Treft ook al niet dat ik maar klein ben. Zo irritant. De spot drijven ze met me, maar ach, wacht maar, ik krijg ze wel. De laatste die lacht ben ik! Want ik laat me niet kisten, zeker niet door dat stelletje slampampers hier. Ben je mal. Ik ben hier, ik adem dus ik leef en heb helemaal niemand van dit volkje nodig. Ik red mezelf wel. Met geld kun je echt alles bereiken. En geld? Dat heb ik. Ruim voldoende zelfs.

Opeens dringt het tot me door dat ik wel een probleem heb. Want wat ik al zei, ik ben klein. En het is druk. Wat nu te doen? Opeens weet ik het. En zonder ook verder maar na te denken over mijn status en respect zet ik het op een lopen. Wat maakt het ook uit. Mijn status is 'Overloper en 'Verdorven', het respect is al jaren geleden in een diepe ravijn van modder en troep gezonken. Dus zet ik het op een rennen, hier en daar botsend tegen lange, grote mensen aan en die me naschreeuwen voor alles wat vooral niet mooi maar lelijk is. Maar ik hoor het niet eens. Ik ben zo gericht op mijn eigen plan! Ik weet precies wat mij staat te doen. Zoals altijd.

De boom in! Daar, die, dat moet lukken. Zo snel als ik kan klauter ik de boom in. Gelukkig heb ik gekozen voor wat minder opvallende kleren en ik verstop me achter wat grote bladeren. Deze boom is mijn vriend. Vanuit deze boom kan ik alles zien. Ik zie zelfs dat mijn buurman van een paar huizen verderop al wat kaal begint te worden. Haha, wat een voordeel als je zo op iedereen neer kan kijken. Nu is het mijn beurt om te lachen!

Maar wacht, daar komt-ie. Rabbi Jezus. Daarom zit ik hier verstopt. Ik zie Hem, Hij mij niet. Beter. Iedereen praat zo goed over Hem, ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen de straat op te gaan. Dat is geen pretje, maar sommige dingen moeten nu eenmaal gebeuren. Zo voelde dat ja. Dus ik ging en nu ik hier hoog en droog zit, voel ik me veiliger dan ooit. Niemand die me ziet.

Ik heb wel geluk. Die Jezus blijft gewoon recht onder me stil staan. Ik kan Hem heel goed zien. En als ik mijn oren spits, kan ik ook horen wat Hij zegt. Maar o help, opeens kijkt Hij naar boven. Hij legt zijn hoofd in zijn nek en ziet mij! Slikk, Hij kijkt mij aan. Hoe kan dat! Terwijl ik zo goed verstopt ben! Ik krijg het er warm van. Maar het wordt nog gekker. Hij roept mij. Huh? Kent Hij mij? Weet je wat Hij zegt?
-Zacheus, kom naar beneden want ik moet in jouw huis zijn.
En dan, nog voor ik het goed en wel doorheb, dan sta ik zomaar opeens beneden. En ik ga voor Jezus uit naar mijn huis. Draai de deur van het slot en ontvang Hem. Ik hè, de overloper en leugenaar. Ik, de meest slechte van alle mensen hier. Waarom kiest Hij mij uit? Waarom zag Hij mij? Met ogen vol liefde keek Hij me aan. Dat kon ik niet weigeren. Zo liefdevol had nog nooit iemand naar mij gekeken.

Mijn leven is veranderd. Mijn mooie kleren heb ik weggegeven, mijn geld ook. Ik heb alles wat ik had gejat terugbetaald aan al die mensen. Gelukkig had ik het keurig bijgehouden op een briefje. Maar dat briefje heb ik weggedaan toen iedereen had wat hij hebben moest. Per slot van rekening is dat mijn status niet meer, is geld mijn identiteit niet meer. Mijn identiteit is nu bij Hem, in Hem. Jezus. Hij is alles wat ik nodig heb.

Weet je wat me het meest heeft geraakt? Waar ik altijd tegen mensen op moest kijken, kon ik in die boom eindelijk eens op mensen neer kijken. En toen keek Jezus op naar mij. Hij was niet de Meerdere, Hij was de Mindere. De Dienende. En zo wil ik ook zijn. Niet zo moeilijk, want ik ben klein. En dat hou ik graag zo. Zodat ik niet vergeet dat Hij kwam om te dienen en ik Hem na wil volgen. Ga je mee?

Je vindt het verhaal over Zacheus in Lukas 19:1-8



dinsdag 10 maart 2020

Met de Leeuw het hol van de leeuw in, gesprek met de WMO

Voordat we samen op de fiets stappen, nemen we een kort moment de tijd om ons samen in handen van onze machtige God te leggen. Per slot van rekening voelt het weer alsof we naar het hol van de leeuw gaan. Maar de sterkste der Leeuwen is voor ons, waarom zouden we bang zijn?

Eenmaal in de wachtkamer van het gemeentehuis voldoen we aan het verzoek even plaats te nemen. Ik trek de zware stoel aan de kant, en voel mijn eigen zware ik. De stoel is lomp, groot en staat dominant op zijn plek en als een klein smal meisje zak ik in de stoel. Het is een stoel die me zegt: hier zit je nog wel even, je bent hier niet zomaar weg. Welkom in het hol van de leeuw.

Dan zie ik hem, de man die ons verwacht. Lopend op de grote brede trappen die de status van ons gemeentehuis verraden, lijkt de man maar klein en nietig. En opeens is het gedaan met mijn zware stoel. Ik schuif de stoel vastberaden en met kracht naar achteren. Daar is hij en wij gaan er voor!  En in niets, maar dan ook helemaal niets zie ik deze man als mijn vijand of tegenstander. En dat voelt best gek.

Eenmaal in de spreekkamer schuif ik de door hem toegewezen stoel lichtjes aan de kant. Een stoel die me vertelt: 'opstaan en weggaan is hier heel makkelijk, zo licht en luchtig als ik ben, zo kan ook dit gesprek zijn. Het is maar hoe je er in zit.'

We doen dit gesprek met z'n vieren. De WMOman, laat ik hem Thijs noemen, zijn jurist (!) en wij als ouders van onze Rob. Maar ik voel de Vijfde, of moet ik zeggen de Eerste?, haast lijfelijk aanwezig.

Na een mooi gesprek van zeker veertig minuten over waarom wonen bij WMO gaat zoals het gaat en waarom begeleidende zorg op deze voor ons zo foute manier wordt geregeld, rondt Thijs het gesprek al weer af.
Maar wacht even hoor, de leeuw in mij komt naar boven. Hadden wij niet een brief geschreven naar aanleiding van hun besluit? Hadden we niet om motivatie gevraagd waarom onze zoon nu hij 18 is geen begeleiding meer krijgt en wij als ouders ook niet meer worden ondersteund? Daarom zitten we hier, toch? De beste man verschiet wat van kleur, de jurist helpt hem een handje en eindelijk krijgen wij antwoord op onze vragen. Kort gezegd: de WMO is er om aan zelfstandigheid te werken voor mensen met beperking met als doel uiteindelijk zelfredzaam en vrij van begeleiding door het leven te gaan.
Juist ja. En wat is dan de overbrugging voor de ouders ter ondersteuning zolang zoonlief nog niet op zichzelf woont? Euhh... daar is de WMO niet voor.

Met klem hebben we Thijs verzocht hierover betere afspraken met het CJG te maken. Op vijf september horen dat per vijftien september alles stopt is natuurlijk schokkend en behoorlijk onhandig. Thijs zucht opgelucht en belooft daar wat mee te doen. Daarnaast vraag ik me af: wat nu? We krijgen de tip toch bij het CIZ langs te gaan, zowel voor wonen als voor begeleiding.
- Misschien is de WMO toch te hoog gegrepen voor uw zoon.
Hèhè... het antwoord op al onze vragen. Wij wisten dat al, Thijs bevestigt het nu.

Lichtjes schuif ik mijn stoel naar achteren. Ik bedank de mannen voor het gesprek en de jurist bedankt ons specifiek voor onze fijne manier van benadering:
- Dank jullie wel, dat we hier niet als tegenstanders tegenover elkaar zaten maar met elkaar na konden denken over wat het beste is voor uw zoon.

We lopen samen weg. Het voelt als lopen als een leeuw, de statige trap af, alsof wij daar horen en passen. Niets bereikt nee, dat niet. Maar dat we zo het gesprek in konden gaan, vriendelijk maar mondig genoeg om duidelijk te zijn, dat is kracht van de grootste Leeuw. Niets bereikt, hoewel, wij denken dat onze Rob met het CIZ een veel betere kans heeft op begeleiding en wonen zoals hij nodig heeft. Dus, exact bereikt wat goed voor hem is. Met dank aan de Leeuw!






donderdag 5 maart 2020

Terrible world, in wat voor een wereld leven we toch?

-En weet je, verdrietig kijkt ze me aan. Ik kan dit niet langer aanzien, ik word hier zo moe van. Al die ellende. Alsof de hele wereld aan mijn nek hangt en ik iedereen helpen moet maar ik weet niet hoe!
Ergens herken ik dat wel, die machteloosheid en bemoedigend knik ik haar toe. De stilte die valt is niet vervelend, allebei dwalen we terug in onze gedachten. Behoedzaam pakt ze haar theeglas op, neemt er een nipje van om het direct weer terug te zetten. En de optelsom van ellende te beginnen:

- Die jongen van 15, die verongelukt, dat kleine babytje op de IC, aan slangetjes en monitor. En dan die vader van dat jonge gezin, geen levenshoop, geen kans op genezing. Terwijl hij in de kracht van het leven staat, verteert de ziekte hem vanbinnen uit. O ja, en laatst las ik nog van iemand die zelfmoord pleegde. Hij was eenzaam en had niemand meer om voor te leven. Negentien jaar.
Wat ís dit voor wereld waarin we leven? Het gaat steeds meer mis, er is steeds meer ellende en ik, ik kan er niets aan doen! Droogte, overstromingen, aardbevingen, terrorisme, oorlogen, virussen en vluchtelingen. Geen ruimte meer in ons land, terwijl in andere landen ook niet te leven valt. Zeg nu zelf, waar haal jij nog je hoop vandaan?
De wanhoop in haar ogen raken me en wat moet ik zeggen? Heeft deze vrouw naast mij, zittend aan de bar van een cafeetje niet ontzettend gelijk? Het wordt toch alleen maar slechter? Kijk maar naar het journaal, in je krant, je straat, je gezin... Gaat er überhaupt nog iets vanzelf? Gaat het met iemand nog gewoon goed?

- Weet je waar ik zo van baal?
De oude man tegenover me kijkt me vragend aan. Af en toe bezoek ik hem en dan sparren we over van alles en nog wat.
- Nou? vraag ik nieuwsgierig.
- Ik baal van de voorbedes die ze in de kerk doen.
Verrast ga ik iets meer rechtop zitten. Soms blijf ik me verbazen over de alerte manier van leven van deze tachtigplusser.
-Dan bidden ze voor Israël. "O God wees met Israël." Een domineesstemmetje klinkt door de kamer. Stil glimlach ik.
- Zo ook weer gehad, volgende punt. Maar hoezo danken we niet voor wat er goed gaat in Israël? Als je de juiste bronnen leest, gebeuren daar zoveel mooie dingen, gaat het eigenlijk zó goed! En dan bidden ze voor de christenen die vervolgd worden. In plaats van dat ze bidden dat de haat zal breken in Jezus' naam! We raffelen een rijtje af omdat we pijn en ziekte en moeite ervaren, maar zodra het goed gaat is alles weer vergeten, God nog het meest.

Daar heeftie een punt. Het klinkt me als muziek in de oren, het klinkt als een echo van een eerder gesprek deze week met mijn zusje.

- Het gaat eigenlijk helemaal niet zo slecht met deze wereld. Kijk maar naar honderd jaar geleden. Toen was de kloof tussen rijk en arm veel groter, was er veel meer kindersterfte, moesten we veel harder werken, werden we minder oud, hadden we niet zoveel te kiezen en veel minder vrije tijd. Was de gezondheidszorg niet zoals nu en, nou ja, zo kan ik nog wel even doorgaan.

Mijn zusje las een boek en is daar helemaal enthousiast over.
Feitenkennis heet het, van Hans Rosling. Klik op de link en lees vast een stukje van het inkijkexemplaar. Erg de moeite waard! De feiten op een rij, tegenover wat wij binnen krijgen aan fout nieuws, want, zo zeggen ze, 'goed nieuws is geen nieuws'. En kijk dan direct even het filmpje hier onder al deze tekst! 

Zomaar wat gesprekken deze week. En opeens komen ze allemaal bij elkaar. Van 'wat een bagger, deze wereld' naar: 'wat is dat toch, dat we alleen maar het negatieve zien?'

Ik denk dat we mogen kijken naar het mooie wat ook gebeurt. Hoewel we het verdrietige en moeilijke niet uit het oog verliezen moeten, mogen we dankbaar zijn met wat er ook is. Soms zelfs door tijden van verdriet en pijn heen. Zoals mijn zwager zegt als ik vraag hoe het met hem gaat:
-Veel gaat goed, wat niet goed gaat, daar werk ik aan.
Als we dat nou met elkaar eens gaan doen? En onthouden dat hoe dan ook, God alles in handen houdt? Het is een geloof soms dwars tegen je gevoel in. Maar daarom heet het ook geloof.


donderdag 13 februari 2020

Over grenzen gaan

Al ruim een uur zitten we in de auto. Op weg naar het land over de grens. We wijzen elkaar enthousiast op die ene vreemde stad op het blauwe bord:
- Kijk, we gaan de goede kant op! Vol verwachting kijken we vooruit, op weg naar de grens. En dan opeens is het zover. Het wegdek verandert wat, maar verder lijkt alles nog hetzelfde. En toch, we zijn de grens over gegaan. We hebben er niet zo heel veel van gemerkt, maar het is zo want opeens staat alles in een andere taal. Wilkommen in diesem Land.

Hoe makkelijk lukt dat, de grens over. Ik heb het zelf ook gemerkt. Al rijdend in de truck van mijn leven trok ik van plek naar plaats. Ik hield de voorraad benzine goed op peil, ik  hield de ruiten glanzend schoon en zorgde voor voldoende lucht in de banden. Genoeg. Niet te veel, niet te weinig. En ik deed wat ik kon, zwaaide naar de fietser die ik inhaalde, belde met mijn werkgever, bracht bestellingen bij mensen die dat nodig hadden en hielp die verdrietige jongen die zijn hond kwijt was. Vrolijk ging ik door, anderen helpen maakt me blij. Net als werken en bezig zijn. Bij iemand een lach op het gezicht toveren, dat vind ik één van de mooiste dingen. Tot ik bij de grens aankwam en lekker doorreed. Over de grens. Ik was opeens in een ander land, sprak de taal niet, kon niemand helpen en langzaam zakte het lucht uit mijn banden, besloegen de ruiten en liep de benzinemeter razendsnel terug naar rood. Gevaar! Stop! Ga niet verder! Maar helaas, ik was al over de grens. En zie nu maar weer eens terug te komen. Dat gaat veel langzamer en minder soepel dan gedacht en gehoopt. 

Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik kan dat. Heel makkelijk mijn grens over gaan zonder dat echt te merken. Zonder de signalen op te pikken en daar wat mee te doen. Zonder naar mezelf te luisteren en te voelen waar ik stoppen moet. Heel fijn op het moment dat er veel moet gebeuren. Heel lastig als het zover is en je op je blote knieën op zoek moet naar de grens. 

Wie ben ik, waar ben ik en hoe vind ik mezelf weer terug in deze chaos van leven? En trouwens, wat doe ik hier eigenlijk, in dit vreemde land waar geen mens me verstaat en ik met een lege tank m'n truck niet meer voor- of achteruit krijg? Hoezo ben ik hier verzeild geraakt, hoezo ben ik mijn grens overgegaan? Ik dacht dat het een vrije grens was, maar ik moet er nu behoorlijk voor betalen.

Heb ik het fout gedaan? Teveel voor anderen gezorgd? Ik denk van niet. Ik heb de afgelopen maanden echt erg op mezelf gelet, maar wilde er ook zijn voor de mensen die het nodig hadden. Wetend dat dát nog maar even zou kunnen (schoonmoeder) of dat er een eind zou komen aan het intensieve helpen bij de verhuizing (ouders). Maar toch, al het andere, wat zomaar opeens ook even op mijn pad kwam, als daar zijn de WMO, het gezinsleven op zich, het werken aan mijn huwelijk, het er zijn voor de kinderen, de tijd nemen voor mezelf en mijn werk (spannend, blijft dat of houdt ook dat op?), het zijn van die zaken waar geen eind aan lijkt te komen en voor veel van deze zaken is dat fijn. Maar dat neemt niet weg dat het soms te veel is en ik beter moet zoeken naar mijn grens. 
Dan maar iedereen afwijzen? Nee, zeker niet. Maar wel luisteren naar mezelf. Wat kan ik, wat moet ik, wat is nodig?  En vooral: God, mijn Schepper die exact weet hoe ik ben en wat ik aankan geeft niet meer dan lukken gaat. Dus, als Hij dat precies weet, als Hij mijn grens precies weet, waarom zou ik dan niet alles in zijn handen leggen en Hem zeggen dat ik het momenteel even niet zelf kan, maar dat ik weet dat al die personen bij Hem in goede Handen zijn? En dan daar laten? Zien dat het zonder mij ook doorgaat? En voor mezelf de kachel aansteken, koffie zetten en met een goed boek op de bank ploffen omdat dát even is wat ik nu nodig heb? Of een blogje schrijven, wandelen, sporten, wat ik maar wil. Niet vanuit egoïsme, maar om op te laden voor wie weer een beroep op me doet. En dan weer kiezen: wat kan ik, wat wil ik, wat is nodig en -niet in de laatste plaats- Vader, wat wilt U dat ik doe? 

Langzaam stuur ik mijn truck terug. Ik rijd de parkeerplaats af en haal dankbaar adem als ik weer bekende taal zie, een mooi wegdek en Hollands groen. Ik ben geholpen door een lieve vrouw. Ze leidde me door een aantal lessen heen waardoor mijn banden weer lucht kregen, mijn benzinepeil weer in groen stond en de ramen niet meer beslagen waren. Dankbaar dat ik weer aan de goede kant van mijn grens ben, zing ik mee met de radio. En kijk, daar loopt het jochie die ik geholpen heb zijn hond te vinden. Hij zwaait, de hond blaft, ik toeter. 
Wat een dag, wat een dag zal dat zijn. Alle grenzen voorbij, want Hij maakt vrij. 


donderdag 30 januari 2020

De Hersenstichting



En dan is het weer eind januari. Dat betekent: lopen voor de Hersenstichting. Het is de enige stichting voor wie ik loop, maar dan uiteraard wel voor de volle 100% . Overigens doe ik weinig voor minder ;) 

En geloof me, ik maak leuke dingen mee. Het is altijd mooi om te zien hoe mensen reageren als ik mijn vraag heb gesteld: 
-Goedendag, heeft u wat over voor de Hersenstichting? 
De één kijkt zuinig, de ander zegt direct nee. Maar de meesten beginnen zich hardop af te vragen of ze wel los geld in huis hebben. En dat ze, omdat ze dat niet weten, graag even gaan zoeken. Met veel plezier zoek ik mee, maar dat is over het algemeen niet wat ik zeg. Vaak vinden mensen het zelf wel, terwijl ik wacht. En zo niet, dan is er nog geen man overboord. Op mijn collectebus zit een QRcode! Even scannen en door. Terwijl de vriendelijke man of vrouw zijn geld overmaakt, bel ik alweer aan bij het volgende adres. Gaat echt sneller dan geld zoeken, maar ik heb geen haast. Dus lekker doen wat je zelf wilt. Veel mensen vinden die QRcode maar niets, durven dat niet zo goed. Ook even goede vrienden. Geen QRcode, geen los geld, dan is daar altijd nog de bank, het rekeningnummer. Willen de mensen dat ook niet dan bedank ik vriendelijk voor het opendoen en ga een deurtje verder. 

Meestal gaat het goed, lopen met een bus langs de huizen. Maar deze keer was er één man, zo gefrustreerd bij het zien van mijn bus (daar houd ik het tenminste maar op), hij duwde mijn bus zo aan de kant. En dan wel zo dat ik automatisch met de bus meeliep. Hohoho, dacht ik, zo doen we dat niet. Hoezo doet iemand zo, hoezo zo veroordelend en gefrustreerd? Ik bood nog aan, wilt u erover praten? (niet dus). Hij mopperde luidkeels dat het geld nooit bij de mensen terecht kwam voor wie het is bedoeld. Nou, ik begrijp er iets van, maar ik verwacht toch niet dat dat met deze zo bekende stichting het geval is. En anders is dat nog altijd niet mijn verantwoordelijkheid maar die van het bestuur. Ik doe alleen maar mijn werk. Dus heb ik ook deze man hartelijk bedankt voor het open doen en voor deze keer dacht ik: bij jou bel ik niet meer aan. Ook niet als je iets met je hersenen te maken krijgt en je gaat inzien dat we toch wat goeds doen voor de mensen voor het bedoeld is.

Ik heb vaak ook echt plezier in dit stukje vrijwilligerswerk. En soms moet ik gewoon enorm lachen, uiteraard pas als de deur weer dicht zit. Zoals om die ene man, bij mij uit de straat. 
Ik stel de gebruikelijk vraag en hij reageert met:-
- O ja, daar ben ik geweest. Ze bewaren ze hè, wel meer dan 130 jaar. 
Euh... Ik weet niet zo goed wat deze man bedoelt, maar hij is gelukkig enthousiast. Voorzichtig vraag ik waar hij geweest is dan.
-Nou, bij de Hersenstichting. Daar loop je toch voor?
Hm, dat laatste wel ja.
Ik zeg voorzichtig dat hij dan verder is dan ik. Dat ik er nog nooit geweest ben, ondanks de haast twintig jaar dat ik voor ze loop. En wat bewaren ze dan? Ik stel mijn vraag hardop.
-Hersenen! Wel meer dan 130 jaar! Gekoeld!
Ik moet lachen.
-O, maar daar loop ik niet voor hoor. Ik loop voor de levende, maar zieke hersenen. Alzheimer, Autisme, Hersentumor en zo.
Opeens kijkt de man me wat verlegen aan.
-O sorry, ik bekijk het graag een beetje technisch. Maar wacht, ik ga even geld zoeken hoor. Momentje. 
Gelukkig maar. Om nou hier voor gekoelde hersenen te lopen terwijl de wind om mijn oren giert. Je moet er toch niet aan denken zeg. Honderddertig jaar deze kou en erger. In je hersenen. 

Terwijl ik wegloop spettert er een koude harde regendruppel op mijn door haren bedekte hersenen. Mmm, je weet nooit. Toch maar even mijn muts opgezet.

Heb jij de collectant gemist? Ga naar onderstaande link en doneer in mijn digitale collectebus. Alvast dank je wel!
https://hersenstichting.digicollect.nl/aline-van-den-brink-bos?utm_campaign=hersenstichting&utm_content=new_action&utm_medium=email&utm_source=digicollect&utm_source=sendgrid&utm_medium=email&utm_campaign=website



zaterdag 25 januari 2020

Een andere naam. Over identiteit en pakketjes.

Een beetje met een zucht horen we weer de klopper aan de voordeur gaan. Alweer een pakketje? Iemand hier in huis heeft het onzinnige idee van internetaankopen ontdekt. Zucht.

Ik hoor mijn man praten met de allerleukste postbode van heel het land. Met zijn altijd aangetrokken korte broek maakt hij behoorlijk wat tongen los. Onze overbuurman. Hij heeft een brievenbuspakketje wat niet door de brievenbus past. Oké, dat is dus van die Ali uit China. Rob is echt lekker bezig...

- Of NG hier woont, vroeg de postbode. Met gefronsde wenkbrauwen stapt mijn man de kamer in.
- O, dat is voor Rob, hij werkt met een schuilnaam.
En tegelijk bedenk ik me: daar moeten we toch wat mee.

Rob heeft autisme. En voor hem hoort daarbij het wantrouwen tegenover anderen. In het kader van de AVG wetgeving, die hij heel hoog heeft staan, zo erg dat hij absoluut niet meer op de foto wil en ja, dat noemen ze ook autisme, alles een beetje letterlijk nemen en daarin doorslaan, in dat kader heeft Rob bedacht dat het veel veiliger is om onder schuilnamen dingen uit Verweggistan te bestellen. Dan kunnen ze je nooit vinden! Geen juiste naam, maar het komt wel aan op het juiste adres. Over niet kunnen vinden gesproken, haha.

-Rob, weet je dat je daar een boete voor kunt krijgen?
Rob kijkt stomverbaasd. Een boete?
-Ja, leg ik uit, wat jij doet, een andere naam, hoort bij identiteitsfraude. Fraude betekent dat je bedriegt, oplicht. Zichtbaar geschrokken belooft Rob dit nooit meer te zullen doen.
-Maar ma, er komen nog twee pakketjes.
Op mijn vraag wat hij toch allemaal besteld zegt hij en zijn ogen glimmen van trots:
-IJsblokjesmakers, voor als ik op mezelf woon. Dat moeten wel heel bijzondere zijn. Hoe zeggen ze dat ook alweer? Wat van ver komt is lekker! Juist ja....

De volgende dag is er een brief van de post. Er is een pakketje afgeleverd voor NG bij een winkel in het centrum. Of we dat even willen komen halen.
Rob ziet niet direct het probleem. Maar als ik hem iets uitleg over handtekening, identiteitspas enzo raakt hij toch een beetje in paniek. Wat nu?
- Weet je, het komt wel goed (hoop ik). Ik ken die mensen daar en leg het wel uit als ze hun vragen stellen. Ik haal het wel op.

En zo loop ik de volgende dag de hete kastanjes uit het vuur te halen voor zoonlief. Voor één keer dan hè. Moeiteloos zet ik mijn krabbel, laat m'n ID zien en neem het pakketje aan.
- Alles goed met je? vraagt de medewerker nog. Haar enige vraag.
- Jazeker, alles goed. En dag hoor, tot de volgende keer. Weg ren ik.

Opgelucht haal ik adem. Het voelde toch best wel fout. Al haalde ik alleen maar een pakketje op voor mijn zoon. Met schuilnaam.
Ik beloof je Rob: dit doe ik niet weer. Jij ook niet hè?

dinsdag 7 januari 2020

Eerste prijs!

En dan is de eerste week van 2020 alweer haast voorbij.
Mocht ik je nog niet live gesproken hebben, vanaf deze plaats wens ik je een goed, gezegend en heerlijk volgeschreven jaar.
Zoals je misschien wel weet kijk ik een beetje sceptisch naar komend jaar. En wat angstig. Want een jaar als vorig jaar -wat heerlijk dat ik dat nu zeggen kan, het is geschiedenis- kan ik niet nog eens aan, als ik kijk naar mezelf. Gelukkig weet ik dat ik een Vader in de hemel heb die meeloopt en zelfs draagt, in moeilijke momenten en in momenten van rust ben ik bij Hem aan het goede adres.

Maar het jaar begon goed! Ik won de oliebollenwedstrijd van familie Bos! Hoera! Uiteraard kwam dat omdat mijn moeder niet mee deed. De jury -zus, neef en twee nichtjes-  had het dan ook behoorlijk zwaar, die 31ste december van vorig jaar. De smaken en andere kwaliteiten waar oliebollen volgens hen aan moeten voldoen lagen errug dicht bij elkaar. Gelukkig hadden wij een bijzonder creatieve manier van serveren -schoteltje, oliebol erop, poedersuiker en een mooi feestelijk parapluutje- terwijl de rest van de familie de juryleden gewoon uitnodigde om een oliebol te pakken. Hoe ongastvrij en conservatief!
Het leverde ons die laatste dag van 2019 een bonuspunt op en dus kregen we de eerste dag van 2020 de oliebollentroffee! En omdat Rob de manier van serveren voor zijn rekening nam, gaf ik de troffee aan hem. Resultaat: een stralende Rob die de oliebol de hele avond niet meer los liet.
Voorzichtig stond ik op van mijn stoel tegenover hem en fluister zacht:
-Het is een troffee die volgend jaar weer naar de andere winnaar gaat. Pas als je drie keer wint mag je hem houden.
Waarop Rob antwoord:
-Oké, nog twee keer winnen dus!

Dat wordt nog wat, die oliebollenwedstrijd. Mijn schoonzus had het over een sisser op de oliebol, mijn zus ging ook snel in de creatieve aanslag en inmiddels denk ik ook na over een nog gezelliger beslag. Om zo met elkaar te komen tot de omslag van een heerlijke, creatieve en verrassende oliebol. Bedenk ik nu opeens dat manlief ooit eens zei tegen iemand die vroeg of hij nog een oliebol mee wilde voor onderweg:
- Nee hoor, er zit er één bij me achterop de fiets.
Ja, die goede oude tijd, toen ik nog achterop zat. En hij geen oliebollen lustte...

Pagina's